Mastroute" van kracht was geen pogingen heeft ondernomen c.q. heeft kunnen ondernemen tot verkoop van de boerderij. Daarbij is de voordien al gesloten voorlopige koopakte met Mega Vastgoed mede in aanmerking genomen. De Commissie kan SAOZ, en daarmee de gemeenteraad, hierin volledig volgen. Zij is van mening dat thans (door het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Staande Mastroute, voormalig tracé Wergea-Oost") met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat bezwaarmaker in een positie is komen te verkeren waarin hij als gevolg van een planologische maatregel als bedoeld in artikel 49 van de WRO schade leidt of zal leiden. Daarbij wenst zij, zoals de SAOZ ook heeft aangegeven, te benadrukken dat het planschadeverzoek van mei 2004 zich richt tegen de bestemming "water" van het bestemmingplan "Staande Mastroute" en dat deze bestemming feitelijk zo goed als ongedaan is gemaakt. Voor het geval bezwaarmaker zich op het standpunt stelt dat de nieuwe bestemming "agrarische doeleinden" tot nadeel strekt, dient hij ter verkrijging van schadecompensatie een afzonderlijk planschadeverzoek in te dienen. Het bezwaar dat het nieuwe planologische regime, i.c. de bestemming "agrarisch gebied" van het bestemmingsplan "Staande Mastroute, voormalig tracé Wergea-Oost" afwijkt van de bestemming "agrarische doeleinden", in het oorspronkelijke uitbreidingsplan in hoofdzaak, treft derhalve geen doel. Concluderend adviseert de Commissie het bestreden besluit van 21 maart 2006 te herroepen en in het besluit op bezwaar het primaire besluit te wijzigen door aanvulling van de motivering zoals opgenomen in het besluit van 8 december 2009 en door de verwijzing naar dit advies en het advies van de SAOZ van oktober 2009. Rest ten slotte nog de beoordeling betreffende het verzoek om vergoeding van de kosten van juridische bijstand op grond van artikel 7:15, lid 2 van de Awb. De Commissie heeft in haar advies van 16 oktober 2006 geadviseerd om bezwaarmaker een vergoeding wegens de kosten van juridische bijstand toe te kennen van 644,-. De Commissie adviseert om deze vergoeding, voor zover dit nog niet is gebeurd, alsnog uit te keren aan bezwaarmaker. In dit kader van proceskostenvergoeding merkt de Commissie nog het volgende op. Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 8 december 2009 nogmaals (na het genomen besluit van 21 maart 2006) het planschadeverzoek afgewezen. Ondanks het feit dat de Commissie ervan uitgaat dat het besluit van 8 december 2009 wordt ingetrokken en het bezwaarschrift van 25 januari 2010 voor wat betreft de inhoud wordt beschouwd als aanvulling op het bezwaar van 5 mei 2006, is het naar het oordeel van de Commissie redelijk om bezwaarmaker een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het indienen van het bezwaarschrift van 25 januari 2010 en die voor het verschijnen op de hoorzitting van 17 mei 2010. Bezwaarmaker was namelijk vanwege de gevolgde procedure van burgemeester en wethouders en het besluit van 8 december 2009 genoodzaakt wederom een bezwaarschrift in te dienen. De vergoeding wordt berekend volgens het forfaitaire systeem van het "Besluit proceskosten bestuursrecht", geldend ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift d.d. 25 januari 2010. De Commissie beoordeelt deze procedure als een gemiddelde bezwaarschriftprocedure, waarvoor volgens het Besluit 2 punten worden toegekend (opstellen bezwaarschrift en bijwonen hoorzitting). Bij een vergoeding van 437,- per punt is de vergoeding in dit geval derhalve 874,- In totaal heeft bezwaarmaker derhalve recht op een vergoeding van 1518,- 644,- 874,-). Pagina 6 Advies Boonstra namens Van den Akker juni 2010

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2010 | | pagina 135