7e: de maatregelen die de bereikbaarheid van de in de openbare grond aanwezige kabels en
leidingen waarborgen;
8e: de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid van de uit te voeren werk
zaamheden;
9e: alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2
en 3 van de wet genoemde belangen;
e. de begin- en einddatum van de graafwerkzaamheden.
2. Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de melding worden verstrekt als
ook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.
Artikel 5 Beslistermijn en aanhouding
1. Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening wordt
genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een beschikking niet binnen
acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het
daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
Artikel 6 Voorschriften en beperkingen bij instemming
1. Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering
bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels, het bevorderen van medegebruik
van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders
van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes
en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.
2. Indien binnen drie jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aan
bieder werkzaamheden moet uitvoeren, verlangt het college specifiek schadeherstel.
3. Indien de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren in bijzondere bestrating, verlangt het col
lege specifiek schadeherstel.
4. In het HLB zijn aanvullende richtlijnen en bepalingen betreffende het ontwerp, exploitatie, aan
leg, instandhouding, opruiming en het verleggen van kabels en leidingen c.a. opgenomen.
Artikel 7 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
1. Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk
(mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in op
dracht van het college aangelegde voorzieningen.
2. Het vooroverleg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd
overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is er mede op ge
richt te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van
bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraange-
legde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aan
bieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen ge
bruik te maken.
4. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de
aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot me
degebruik van kabels te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.
Pagina 4
Telecommunicatieverordening Boarnsterhim 2010/4
4/5