vast dat het aanwijzen van een permanente (alternatieve trouwlocatie) niet is gedelegeerd aan
burgemeester en wethouders. De Commissie voelt zich in haar overwegingen gesteund door de
uiteenzetting in de Nota Aanpassing Trouwbeleid, die als bijlage bij het raadsvoorstel van 15 maart 2005
is opgenomen. Hierin is aangegeven dat door middel van een vergunning (het aanwijzingsbesluit), de
alternatieve trouwlocatie telkens wordt gespecificeerd. In het specifieke aanwijzingsbesluit wordt dat
pand een trouwlocatie, voor die datum en tijd Met de specificatie van tijd en datum wordt naar het
oordeel van de Commissie geen permanente trouwlocatie aangewezen.
Voor de Commissie staat derhalve vast dat burgemeester en wethouders niet op grond van het
raadsbesluit van 15 maart 2005 bevoegd waren te beslissen omtrent het verzoek om het kerkje aan te
wijzen als permanente trouwlocatie. De betreffende autonome bevoegdheid is niet aan burgemeester en
wethouders gedelegeerd bij dit besluit.
De Commissie staat vervolgens voor de vraag of burgemeester en wethouders de betreffende
bevoegdheid ergens anders op hebben kunnen baseren.
In het raadsvoorstel van 15 maart 2005 is door burgemeester en wethouders gesteld dat in de Wet
dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden de bevoegdheid tot het aanwijzen van "Huizen
der gemeente" aan het college wordt toebedeeld. Vooruitlopend op deze wet is derhalve voorgesteld om
de bevoegdheid aan het college te delegeren.
De Commissie overweegt hieromtrent als volgt.
Met de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden (inwerkinggetreden op 8 maart 2006)
wordt de bevoegdheidsverdeling in medebewindswetgeving in overeenstemming gebracht met de
uitgangspunten van de Wet dualisering gemeentebestuur.
Voor zover van belang, wijzigt de betreffende wet artikel 5, lid 2 van de Wet rechten burgerlijke stand.
De bevoegdheid tot het beschikbaar stellen van een lokaal in het "huis der gemeente" ten behoeve van
huwelijksvoltrekking/partnerregistratie is overgegaan van de gemeenteraad naar burgemeester en
wethouders.
Artikel 5, lid 1 van de Wet rechten burgerlijke stand bepaalt momenteel dat het lokaal, in het huis der
gemeente voor de huwelijksvoltrekking, registratie van een partnerschap of omzetting van een
geregistreerd partnerschap bestemd, door het college van burgemeester en wethouders beschikbaar wordt
gesteld.
Het beschikbaar stellen van een lokaal in het huis der gemeente ten behoeve van de huwelijksvoltrekking
betekent naar het oordeel van de Commissie niet hetzelfde als het aanwijzen van een (permanente)
trouwlocatie. Het beschikbaar stellen van een lokaal in het huis der gemeente houdt naar het oordeel van
de Commissie in dat van het betreffende ruimte gebruik gemaakt kan worden voor een
huwelijksvoltrekking. Voordat burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kunnen
maken, dient het lokaal in het huis der gemeente reeds vastgesteld te zijn als trouwlocatie.
Los van haar bovenstaande overwegingen benadrukt de Commissie dat de Wet dualisering gemeentelijke
medebewindsbevoegdheden ziet op aanpassing van medebewindsbevoegdheden. Zoals hierboven reeds
vastgesteld, is het vaststellen van een trouwlocatie een autonome bestuursbevoegdheid, die derhalve niet
op grond van de betreffende wet overgegaan kan zijn naar burgemeester en wethouders.
Samengevat komt de Commissie tot het oordeel dat burgemeester en wethouders onbevoegd het verzoek
tot aanwijzing van het kerkje als permanente trouwlocatie hebben afgewezen. De bevoegdheid tot het
aanwijzen van een permanente trouwlocatie berust bij de gemeenteraad. Het bestreden besluit moet
derhalve worden herroepen en het verzoek dient op grond van artikel 2:3 van de Awb te worden
doorgestuurd aan de gemeenteraad.
Advies Wagenhuis en De Jager juni 2010