Ten aanzien van de gebiedstoedeling van de Alde Feanen maken wij nog enige opmerkingen. De
voorzitter van ons college heeft op 7 juli jl. een informeel overleg gehad met zijn collega van
Smallingerland. Daarbij is de afspraak gemaakt dat dit overleg een vervolg zou krijgen. Het eerste
gesprek heeft geleid tot een brief van het college van Burgemeester en Wethouders van Smallin
gerland, waarin dat college de belangen van Smalingerland bij de herindeling nog eens duidelijk
over het voetlicht heeft gebracht (brief d.d. 7 juli jl; ligt voor u ter inzage). In de bestuurlijke visie
van Smallingerland speelt onder meer de positie van de Alde Feanen een belangrijke rol in haar
brede ontwikkelingsperspectief. Wij hebben van de ideeën van Smallingerland kennis genomen.
Bij het door het college van Smallingerland geschetste ontwikkelingsperspectief (verdere ontwik
keling havenactiviteiten, uitstekende vaarverbindingen, benutten toeristisch recreatieve potenties)
speelt de positie van de Alde Feanen een belangrijke rol. De genoemde belangen dienen in een
afweging van belangen van natuur en ecologie te worden betrokken. Bij die belangenafweging
heeft het provinciaal bestuur een belangrijke rol. De aan ons college gerichte brief van Burge
meester en Wethouders van Smallingerland zullen wij dan ook onder de aandacht brengen van
het college van Gedeputeerde Staten.
Eerder in dit voorstel hebben wij al aangegeven de opvattingen en motivatie van onze externe
adviseur voor zover het betreft de daar genoemde specifieke gebiedsdelen van onze gemeente
overwegend te kunnen delen. Wij achten de gebezigde argumentatie steekhoudend. Daarbij
spreekt ons meer in het algemeen aan de gedachte zoveel mogelijk versnippering van het grond
gebied te willen tegengaan. Daarbij merken wij op voorhand op dat herindeling, die vorm krijgt
door splitsing, zoals in ons voorstel aan uw raad wordt voorgelegd, van één van de bij de herin
deling betrokken gemeenten, vanwege de complexiteit zelden voorkomt. Aan onze opvatting om
splitsing daarom zoveel mogelijk tegen te gaan liggen de volgende overwegingen ten grondslag:
1Toename complexiteit
Het toedelen van meer gebiedsdelen aan meer gemeenten dan waarvan nu sprake is zal leiden
tot grotere complexiteit in de sfeer van het overleg dat dan moet worden gevoerd met een
groter aantal partners. De complexiteit van het vinden van een logische begrenzing maakt het
ook minder wenselijk. Ook wordt het buitengewoon gecompliceerd om aan een verdergaande
opdeling dan in ons voorstel wordt voorgestaan een deugdelijke motivering ten grondslag te
leggen. Het gevolg daarvan zal zijn dat ons uiteindelijke voorstel een eenduidige krachtige mo
tivering gaat missen. Waar het provinciaal bestuur, de regering en Tweede en Eerste Kamer de
voorstellen voor het definitieve herindelingsontwerp zullen moeten beoordelen, achten wij het
inslaan van deze weg - verdergaande versnippering van het grondgebied - ongewenst.
2. Organisatorische en personele gevolgen
Indien sprake is van een herindeling en verschillende grenscorrecties zal dit leiden tot een aan
zienlijk complexer inrichting van de tijdelijke projectorganisatie (stuurgroep en diverse project
groepen) en overlegorganisatie (Bijzonder Georganiseerd Overleg, Bijzondere Ondernemings
raad) met allemaal verschillende belangen. Die zeer complexe organisatie zal worden belast
met de voorbereiding van alle activiteiten, die moeten worden ondernomen om de gevolgen
voor alle betrokken gemeenten op een goede wijze in kaart te brengen. Die inspanningen moe
ten er toe leiden dat die gemeenten alle op 1 januari 2014 aan de behartiging van alle belan
gen adequate invulling kunnen geven. Bij die belangen denken wij aan de afstemming van het
beleid in meer algemene zin, de verordeningen, de belastingregimes en de financiële conse
quenties, de afstemming van rechtspositionele aangelegenheden van de medewerkers, aan de
overbrenging van de archieven naar de verschillende gemeenten. Wij vrezen dat dit zeer com
plexe proces in de tijd moeilijk beheersbaar wordt en dat alleen nog met heel veel extra inzet
en kosten van tijdelijke medewerkers.
In dit verband merken wij ook nog op, dat met name daar waar sprake zou zijn van grenscor
recties, waarbij substantiële inwoneraantallen zijn betrokken, dit ook nog tot directe gevolgen
voor onze medewerkers gaat leiden. Dit heeft te maken met de vraag welke formatieomvang
bij de verschillende gemeenten nodig is om de op hen rustende taken goed te kunnen vervul
len. Daarbij geldt als vuistregel dat voor middelgrote gemeenten een bezetting vereist is van
ongeveer 7 formatieplaatsen per 1000 inwoners. Onze inzet is er op gericht om in een vroeg
Pagina 5
2 01 Besl. BW 5 okt. rdsvst. herindeling 9 nov. def./bsgh/5