De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daar
tegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het
monument.
Artikel 14. Intrekken van de vergunning
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:
a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
b. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat
het belang van het monument zwaarder dient te wegen.
Hoofdstuk 4. BESCHERMDE monumenten
Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument
1Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om ver
gunning voor een beschermd monument aan de monumentencommissie.
2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de
datum van verzending van het afschrift.
Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen
Artikel 16. Instandhoudingbepaling
1Het is verboden om zonder vergunning of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voor
schriften in een gemeentelijk archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een
gebied met een hoge archeologische waarde, bedoeld in artikel 1, onder f of een gebied met een
archeologische verwachtingswaarde, bedoeld in artikel 1, onder g, de bodem te verstoren.
2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien:
a. het de aanleg van systematische drainage betreft in een gebied met een archeologische ver
wachtingswaarde als aangegeven op de gemeentelijke FAMKE;
b. het een verstoring betreft van een gemeentelijk archeologisch monument of een
gebied met hoge archeologische waarde of een gebied met archeologische verwachtingswaarde
als aangegeven op de gemeentelijke FAMKE en de ingreep kleiner is dan de oppervlakte die in de
desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven;
c. in het geldend bestemmingsplan regels zijn opgenomen omtrent archeologische monumen
tenzorg en archeologische waarden.
d. sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet al
gemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologi
sche monumentenzorg;
e. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die lei
den tot een verstoring van een gemeentelijk archeologisch monument, een gebied met hoge ar
cheologische waarde, of een gebied met een archeologische verwachtingswaarde als aangegeven
op de gemeentelijke FAMKE;
f. een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar
het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd of
de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of
in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 17. Opgravingen en begeleiding
1Indien binnen het grondgebied van de gemeente Boarnsterhim onderzoek wordt uitgevoerd in
het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988,
dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:
Pagina 4
erfgoedverordenmg 2011/bsgh/4