De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien er strijd is met één van de toetsingscriteria uit het bestaande toetsingskader. De afzonderlijke toetsingskaders zijn onder de Wabo namelijk blij ven bestaan. In het kader van dit artikel moet worden afgewogen in hoeverre het belang van mo numenten in het geding is. Inhoudelijk kan aangegeven worden dat het belang van de monumen tenzorg zwaarder weegt dan andere belangen (bijvoorbeeld het economisch belang). De tekst van het artikel geeft namelijk aan dat het belang van de monumentenzorg zich niet tegen de vergun ningverlening mag verzetten. Hierdoor wordt de monumentenzorg centraal gesteld. De vergun ning moet op grond van dit artikel worden verleend in de gevallen dat het niet strijdig is met het belang van de monumentenzorg. Artikel 14. Intrekken van de vergunning Dit artikellid bevat de mogelijke gronden om een vergunning in te trekken. De bepaling onder b heeft de volgende achtergrond: als de omstandigheden bij de vergunninghouder ten aanzien van het monument wijzigen, dan zou het zo kunnen zijn dat als er een nieuwe belangenafweging zou kunnen plaatsvinden, de belangen van het monument behoren voor te gaan. In dat geval moet het bevoegd gezag mogelijkheden hebben om de vergunning in te trekken. Hoofdstuk 4. Beschermde monumenten Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument Lid 1 De procedure voor de afgifte door het bevoegd gezag van de vergunning voor beschermde mo numenten staat in paragraaf 3.3 van de Wabo en afdeling 3.4 van de Awb. De uitgebreide open bare voorbereidingsprocedure is van toepassing. Hierin verschilt de omgevingsvergunning voor beschermde monumenten van de omgevingsvergunning voor gemeentelijke monumenten. Voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 dient namelijk de reguliere procedure gevolgd te worden. Door de inwerkingtreding van de Wabo vindt er geen wijziging in de voorbereidingsprocedure voor de omgevingsvergunning voor beschermde monumenten plaats. Door dit onderscheid in procedures is de beslistermijn voor beide omgevingsvergunningen niet gelijk. Dit heeft tot gevolg dat de adviestermijn voor beschermde monumenten ook langer zal zijn. Door de komst van de Wabo wordt de kring van belanghebbenden vergroot. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder een zienswijze indienen. Voorheen konden alleen belanghebbenden zienswijzen in dienen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, en buiten de bebouwde kom ook Gedeputeerde Staten (hierna: GS), moet binnen 8 weken (art. 6.4 Bor) na verzending van de adviesaanvraag adviseren. Het definitieve besluit moet binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag worden geno men. Op het definitieve besluit kan nog slechts door belanghebbenden beroep worden ingesteld. Overigens blijken provincies in de praktijk hieraan op verschillende wijzen invulling te geven. De voorgenomen beperking adviesplicht van de rijksdienst vanaf 2009 zal op bovenstaande van in vloed zijn. Daarom wordt de verplichte advisering in het wetsvoorstel 'Wijziging van de Monu mentenwet 1988 in verband met onder meer beperking van de ministeriële adviesplicht bij aan vragen om een omgevingsvergunning voor monumenten' los gelaten. Alleen wanneer er sprake is van reconstructie, sloop en herbestemming van een beschermd monument zal de adviesplicht van toepassing blijven. Ter compensatie van het wegvallen van het advies van de rijksdienst zul len alle gemeenten vanaf 2009 een monumentencommissie moeten hebben aangesteld, die onaf hankelijk en deskundig is. Het overgangsartikel 64 in de Monumentenwet 1988, waarin de rijks dienst bij afwezigheid van een monumentencommissie in diens advisering trad, is ingetrokken. Indien het beschermd monument buiten de bebouwde kom ligt, is het college van B&W verplicht om een afschrift van de aanvraag aan GS te zenden. GS kunnen de adviesbevoegdheid vervol gens naar eigen inzicht invullen en al dan niet tot advisering overgaan, waarvoor men twee Pagina 1 7 erfgoedverordening 201l/bsgh/17

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2011 | | pagina 166