mevrouw J B. van 2001 tot en met 2006 wethouder Ruimtelijke Ordening was bij de gemeente
Boarnsterhim.
De artikelen in de 'Gedragscode Bestuurlijke Integriteit 2002' en de 'Gedragscode Bestuurlijke Integriteit
2006' zijn identiek aan elkaar. Deze gedragscodes gelden voor zowel raadsleden als collegeleden. In deze
gedragscodes is een aantal gedragsregels opgenomen.
Deze worden onderscheiden in regels ten aanzien van:
Belangenverstrengeling en aanbesteding;
Nevenfuncties;
Informatie;
Aannemen van geschenken;
Bestuurlijke uitgaven;
Declaraties;
Gebruik van gemeentelijke voorzieningen;
Reizen buitenland.
Voor onderhavige casus zijn de regels van artikel 2 van de gedragscode relevant
Artikel 2: Belangenverstrengeling en aanbesteding
1'Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee
de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.
2. Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd
met eerlijke concurrentieverhoudingen.
3. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het
tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.
4. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft
met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming
over de betreffende opdracht.
5. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten
aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.'
In een toelichting op de 'Gedragscode Bestuurlijke Integriteit 2006' staat een aantal kernbegrippen vermeld
die leidend zijn voor gedragingen:
Dienstbaarheid: Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de
gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.
Functionaliteit: Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij
vervult in het bestuur.
Onafhankelijkheid: Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil
zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een
dergelijke vermenging wordt vermeden.
Openheid: Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is
en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn
beweegredenen daarbij.
Betrouwbaarheid: Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken.
Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel
waarvoor die zijn gegeven.
Zorgvuldigheid: Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke
wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden
afgewogen.'
Rapportage Gemeente Boarnsterhim 17 november 2011 8