4.
In de vijf bezettngsjaren het ik dikwijls te mijner orienteering gekeken naar de tij
den van onderdrukking in onze geschiedenis.In het tijzonder het ik meermalen een paral
lel getrokken tusschen deze tijd en het begin van de 19e eeuw toen ons land in de greep
lag van Napoleon. Zoo was t.v. de testudeering van het jaar 1813 ,toen de Napoleontisch!
bezetting uit ons land terugtrok,en toen in verband daarmee groote ordeverstoringen
plunderingen,wraaknemingen,enz, plaats vonden,voor mij aanleiding,voor deze gemeente
de organisatie voor te bereiden van een ordedienst,zooals dat in 1813 op veel plaat
sen was gedaan. Ik kan, tusschen twee haakjeshieraan toevoegen,dat die organisatie
me weinig moeite heeft gekost,omdat me al spoedig bleek,dat de O.D. landelijk althans
hier in het Noorden bezig was te ontstaan,ook in deze gemeente). Sr bleek derhalve hier
dezelfde behoefte te zijn als in I8I3.DE tijd van toen en nu geleken dus in dat opzicht
veel op elkaar. Het is nu de vraag,of dat in andere opzichten ook het geval is,met name
"of we bij de opbouw van onze maatschappij op dezelfde wijze te werk zullen moeten gaan~-
als onze voorouders na I8I3. Dr Brugmans zegt in zijn boekje: Schets eener beschavings
geschiedenis van Nederland,over die tijd* Jat reeds in 1813 duidelijk is,is ditsgeen
algeheele vernieuwing zal deze tijd brengen,maar wederopbouw op den bestaanden grondslag
en met de voorhanden materialen.Dat was geen werk van grootsche verheffing,maar wel van
gestadige toewijding, lat de tijd eischte,waren geen gpoote momenten,maar geregeld,een
voudig dagwerk;geen verheven beginselen,maar nuchtere vlijt*—Dn verder: Eigenlijk be
vond en gevoelde de geheele bevolking zich geplaatst op lager plan;in haar leefde „ten
-—volle het bewust zijn,dat de oude tijden van rijkdom,bloei en welvaart niet zoo spoedig
zouden terugkeeren;algemeen had men de overtuiging,dat alleen door hard werken ter eene.
door groote soberheid ter andere zijde het maatschappelijk leven in stand kon worden
gehouden,fij krijgen dan ook in de eerste plaats van dit geslacht den indrukvan grooten
eenvoud in het huiselijk en maatschappelijk lev nT~*En later:Maar in zulk een tijd komt
de geest niet spoedig tot verheffing;de vleugelslag van hooge gedachten wordt dan niet
vernomen;de energie verloopt in dagelijksche toewijding aan de gewone dingen;de geest
kracht richt zich niet tot hoogere roeping dan die van het stoffelijk bestaan;de mensch
wordt niet opgeheven tot hoog idealisme.Dit geslacht zag niet veel verder dan de vol
gende week;het had eigenlijk naar eigen verwaxhting nauwelijks een toekomst.
Lijkt nu de toestand van het oogenblik veel op die van 1813? Ja en nee. Ja, in zoo
verre,dat wijjook arm zijn,dat ook wij sober zullen moeten leven,dat ook wij hard zulle:
moeten erken en heel veel eenvoudig dagwerk zullen moeten doen in gestadige toewij
ding.Nee,in zooverre als wij ons nog in het geheel niet geplaatst voelen op een lager
plan(al zeggen we wel dat we arm zijn),dat er nog geen sprake is van grootere eenvoud
in het huiselijk en maatschappelijk leven,en bovendien in dien zin,dat er onder ons
in vrij sterke mate ook de idee leeft,dat de tijd wel rijp wordt voor groote momenten,
dat met name andere maatschappelijke verhoudingen bezig zijn tot ontwikkeling te komen
en dat er een sterke drang bestaat,niet naar eenheid,maar naar samenwerking,met erken
ning en eerbiediging der verschillen in geesteshouding,maar ook met de uitgesproken
wil,alle opbouwende krachten bijeen te brengen ter verkrijging van een grootere sociale
rechtvaardigheid ten behoeve van ons aller samenl^tfèft^gffiih te gaan op dezelfde wijze
als dit ten behoeve van de strijd tegen den vij^and ondergronds door menschen van
allerlei groepeering werd gedaan.
Ik stap hiermee af van deze maatschappijbeschouwing,vraag echter alleen nog,wat
beteekent dit alles voor de gemeentelijke samenleving,met name voor de arbeid ten
dienste der gemeente.Yóór de oorlog was er in deze Haad ten aanzien van de praktische
gemeentepolitiek zeer weinig verschil van inzicht.Tijdens de bezetting hebben velen,
die elkaar voorheen niet of onvoldoende kenden,elkander gevonden.Tegenstellingen zijn
verdwenen,waardeering voor eikaars streven is gegroeid en versterkt.Ongetwijfeld zal
nog wel eens op een enkel punt een verschillend inzicht kunnen voorkomen,maar over het
algemeen geloof ik,dat ten aanzien van het gemeentelijk te voeren beleid de meeningen
zullen blijken,behoudens individueele verschillen,over een te stemmen.
Waar Uw Raad slechts een korte levensduur schijnt te zijn beschoren,terwijl de
tijdsomstandigheden er voorloopig niet toe zullen leiden,dat er vele belangrijke be
sluiten zullen moeten worden genomen,kan ik U geen drukke werkzaamheden voorspellen.
Ik hoop echter, dat we ten aanzien van datgenewaarvoor Uw aandacht zal worden gevraagd,
gemeenschappelijk vruchtbare arbeid zullen kunnen verrich^^yop deze zelfde plaats,in
deze zelfde zaal die niet,zooals wellicht door sommigen wordt verwachtvoor het eerst
de gemeenteraad binnen zijn muren aanschouwtmaar al eerder in het geheim de oude raad
heeft ontvangen en daardoor is gewijd en ook nog andere Nederlandsche vergaderingen
heeft gekend,belegd voor hetzelfde doel,waarvoor we hier in het vervolg hopen samen
te komen,de opbouw van de gemeente,de behartiging van haar belangen.
-®v» e<tvw> lUjtwnjb<_ ifa ei* l^C%ó at A
rUi^ Ir*-*-*. i