2—
Spr. v/ijst er in dit verband op, dat het systeem van bijdragen van de
Kerkvoogdijen aan de armbesturen verouderd is en dat iedereen het zo aan
voelt. Het gaat hier blijkens de toelichting niet om het spel maan om
de knikkers. Spr. is nog niet zo zeker van de uitslag van de procedure,
ingeval de kerkvoogdijen zouden weigeren de bijdrage te betalen en bepleit
een oplossing desnoods door verlenging van de aangegeven termijn.
Mevrouw Halbertsma-Hijlkema is het eveneens met de heer Hondema eens
en betreurt het, dat de Sociale Dienst hier de dupe wordt. Spreekster
heeft de indruk, dat deze aangelegenheid in een prestigekwestie ontaardt.
Als de goede zaak er onder lijdt, dient men over persoonlijke gevoelig
heden heen te stappen. De bijdragen betekenen een immorele belasting voor
de kerken. De gemeente dient daarom een soepele houding in te nemen. Ten
slotte geeft Spreekster in overweging op korte termijn een bespreking met
de belanghebbende kerkvoogdijen te arrangeren.
De heer van de Lageweg merkt op, dat het voor de kerkvoogdijen wel
moeilijk gemaakt wordt, omdat de gemeente geen datum kan noemen, waarop
met de vermindering der bijdragen een aanvang kan worden gemaakt, Spr.
vraagt, of het niet mogelijk is in 1951 roet deze vermindering te beginnen
en de termijn op 4-0 jaren te stellen. Wellicht dat de kerkvoogdijen op
deze basis voor een regeling zouden voelen.
De Voorzitter zegt in zijn uiteenzetting, dat er tot voor kort niet
aan is gedacht, de kerkvoogdijen financieel tegemoet te komen. Eerst bij
de reorganisatie van de armenzorg en de instelling van een Sociale dienst
kwam dit punt aan de orde. Het is voor de kerkvoogdijen van betekenis ge
weest, dat de gemeente toen met een voorstel is gekomen, om eerlang aan
de bestaande verplichting een einde te maken.
Het door de gemeente gedane aanbod is evenwel niet geaccepteerd. De
Kerkvoogdijen hebben het onderste uit de kan willen hebben. Als uitvloei
sel van de laatste bespreking met de belanghebbenden is aan de kerkvoog
den een concept-contract voorgelegd. Gezien de financiële positie der
gemeente moest voorzichtigheid worden betra.cht. Dat B.en W. zich prin-
cipiëel op het standpunt hebben gesteld, dat de kerkvoogdijen vroeg of
laat van de bijdragen ontheven moesten worden, was belangrijk. Aan de
eis van de kerkvoogdijen, om een datum te noemen, kon niet worden voldaan.
Wij hebben getracht, aldus de Voorzitter, de zaak zo uitvoerig mogelijk
uiteen te zetten.
Financiëel is de gemeente gebonden aan de beslissingen van hogerhand.
De Noodvoorziening Gemeente-financiën, die oorspronkelijk voor drie
jaren zou gelden, wordt met twee jaren verlengd. Daarna komt er een andere
regeling, welke voor deze gemeente niet slecht lijkt.
Op dit moment kan, wat de aanvang van de vermindering der bijdragen
betreft, geen toezegging worden gedaan. Zodra blijkt da.t de financiële
positie het toelaat, stellen wij ons voor, met de vermindering te beginnen,
B.en W. voelen deze zaak volgens Spr. niet aan als een prestige-kwes
tie. De kerkvoogdijen menen eeuwig aan de gemeente gebonden te zijn, als
ze op het contract ingaan.
Spr. kan zich echter niet voorstellen, dat de Raad in de toekomst een
ander standpunt zou innemen.
De kerkvoogdijen hebben 99$ kans, om van de bijdragen ontheven te
worden.
Ingaand op hetgeen ,de heer van der Mark heeft gezegd over een eventu
ele weigering der kerkvoogden, merkt Spr. op, dat het juridisch vaststaat,
dat de kerkvoogdijen tot doorbetaling verplicht zijn. In dit verband wijst
hij er op, dat men hierover vroeger al eens een rechtskundig advies heeft
i ngevonnen
Tenslotte hoopt Spr., dat het verslag van deze vergadering er toe
mag bijdragen, dat alsnog een bevredigende oplossing wordt verkregen.
Mevrouw Halbertsma-Hi jlkema meent zich te herinneren dat de kerkvoog
dijen zich oorspronkelijk ermede hebben verenigd de vermindering te doen
ingaan zodra de financiële positie der gemeente dit toeliet. Spreekster
noemt een bedrag van f.80,-, waarmede de bijdragen dan jaarlijks zouden
worden verlaagd.
De Voorzitter kan zich dit voorstel niet herinneren. Wel zijn de
kerkvoogden te Grouw het oorspronkelijk met de opzet eens geweest, doch
naderhand heeft het college van notabelen zijn goedkeuring daaraan ont
houden.
—De