2 Spr. doet daarom de suggestie, om wanneer de voorgestelde verhoging wordt aangenomen, de bezoldiging automatisch zal worden verlaagd, wanneer de werkzaamheden der wethouders teruggelopen zullen zijn na beëin-diging van de grote in uitvoering zijnde werken. De heer van der Mark, zich op het standpunt stellende, dat het werk in het algemeen betaald dient te worden, betreurt het, dat de wethouders zich in deze aangelegenheid niet uitspreken. Spr. is van oordeel, dat de wethouders geen schade mogen lijdon door de vervulling van het wethouders ambt. Blijkt dit wel het geval te zijn, dat kan Spr. zich met de verhoging verenigen, Indien echter de mogelijkheid aanwezig is, dat de wethouders naast hun functie een andere betrekking bekleden, waarvan de salariëring doorloopt, dan is Spr. niet voor de thans voorgestelde verhoging. Spï. trekt in verband met het feit, dat in het voorstel gesproken wordt van het offeren van vrije tijd een parallel met het verenigingsleven, waarbij de werkzaamheden in het algemeen ook niet worden betaald. De heer Dantuma merkt op, het niet eens te zijn met de heer van der Mark, omdat het besluit algemene geldigheid heeft en ook voor toekomstige wethouders wordt genomen. Het individueel regelen van de bezoldiging der wethouders is niet mogelijk. Voorkomen dient te worden, dat loonderving ontstaatSpr. wijst nog op het verschil in geaardheid tussen de gemeenten, ■waardoor in de ene gemeente het wethouders ambt veel meer werkzaamheden met zich brengt dan in de andere. De heer de Visser bestrijdt de opvatting van de heer van der Mark. volgens welke de ene wethouder anders bezoldigd zou moeten worden dan de andere. Spr, is van oordeel, dat de Raad zich niet kan begeven in parti culiere aangelegenheden van de wethouders. Als in 1922 reeds f.400,- werd betaald, dan is de bezoldiging thans onevenredig laag en dient de voorge stelde verhoging te worden doorgevoerd. Ook de heer Hondema is van mening, dat men een eigenaardige situatie schept, Indien de financiële omstandigheden van de wethouders in aanmerking worden genomen. Het wethoudersambt dient volgens Spr. voor allen epen te staan, ongeacht hun financiële positie en gelijk te worden bezoldigd. De heer van de Lageweg vraagt zich af, of het in deze omstandigheden wel gewenst is, de voorgestelde verhoging door te voeren. De financiële positie der gemeente is niet zo rooskleurig. Wat moet het publiek er van denken, wanneer het leest, dat zo kort na een verhoging van de bezoldiging thans weer een verbetering van de wedde wordt aangenomen. Ha nog gevraagd te hebben of deze verhoging het karakter heeft van een duurtetoeslag zegt Spr,,dat hij op deze gronden niet met het voorstel kan meegaan. De heer van der Hem is van mening, dat men dient te streven naar een beloning naar prestatie, ongeacht of het gaat om werkzaamheden van de wet houders of van particulieren. Spr, kan zich dan ook met het voorstel ver enigen. De Voorzitter, de verschillende sprekers beantwoordend, merkt op, dat het niet aangaat de financiële omstandigheden van de personen in aanmerking te nemen. Op gronden van billijkheid dient de bezoldiging te worden ver hoogd. Het meerdere werk dient betaald te worden. Indien men de werkzaam heden van de wethouders vergelijkt met die van 20 jaar geleden, dan zou de verhoging veel ingrijpender moeten zijn. Het wethoudersambt betekent een /eigenlijke drukke werkkring. Er wordt wekelijks vergaderd# Behalve "laij de/B#en W# vergaderingen dienen de wethouders aanwezig te zijn bij andere bijeenkomsten en besprekingen, terwijl ook thuis de tijd dient te wordenuitgetrokken voor noodzakelijke voorbereiding. Vergeleken bij 10 jaar geleden, is de situatie geheel veranderd. Dit is niet alleen toe te schrijven aan de uit voering van grote objecten; er wordt in het algemeen veel meer van de wet houders gevraagd dan voorheen. Een automatische verlaging van de wedden bij wijziging van de conjunc- uur is niet mogelijk, In dat geval zal er wel een aanwijzing komen van ogerhand. Deze verhoging dient niet te worden gezien als een duurtetoe slag doch als een prestatietoeslag. De heer van der Mark blijft volharden bij zijn standpunt, dat geen ver goeding dient te worden gegeven indien de werkzaamheden in de vrije tijd kunnen worden verricht, Spr. verwijst nogmaals naar de situatie in het ver enigingsleven. —De—

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1951 | | pagina 19