2
5Vaststelling van het bedrag der vergoeding aan bijzondere scholen inge-
"1950° artikel 2e lid' der Lager-Qn^e^.iswet 1920 over het .jaar
Ingevolge artikel 103, 2e lid, der Lager-Onderwijswet 1920 moet jaar
lijks vóór 1 December worden vastgesteld:
a. het bedrag van de vergoeding, waarop de besturen de bijzondere scholen
over het afgelopen jaar aanspraak hebben;
b. het bedrag van de volgens artikel 101, le lid dier wet voor vergoeding
in aanmerking komende uitgaven,
Voorgesteld wordt deze bedragen vast te stellen en daartoe te nemen het
besluit, waarvan een concept bij de raadsstukken is gevoegd.
6' Vaststelling van de vergoeding aan bijzondere scholen voor vakonderwijs.
Van de besturen der bijzondere scholen te Warga en Wartena zijn ver
zoeken ingekomen om vergooding van de kosten voor het onderwijs in nuttige
handwerken.
Ingevolge artikel 101bio der lager Onderwijswet 1920 dient de vergoe
ding te worden vastgesteld op de bedragen, vermeld in de overgelegde con
cepten.
Voorgesteld wordt dienovereenkomstig te besluiten.
7Voorstel inzake de bezoldiging der wethouders.
Van Gedeputeerde Staten dezer provincie is een schrijven ingekomen,
waaruit blijktdat de Minister van Binnenlandse Zaken in verband met de
omstandigheid, dat de lonen in het afgelopen jaar met 10$ zijn verhoogd,
geen bezwaren zal maken tegen een verhoging van de wethouders-wedden, indien
vermeld college zich op het standpunt zou stellen, dat daartoe aanleiding
bestaat.
Gedeputeerde Staten zijn evenwel van mening, dat in de meeste gemeenten
geen behoefte bestaat aan een verhoging van bedoelde \yedden, aangezien daar
geen sprake is van een salaris in de eigenlijke zin en bovendien de wethou
derswedden eerst onlangs zijn verhoogd, Alvorens Gedeputeerde Staten hun
.andpunt definitief bepalen, zullen zij gaarne het oordeel omtrent de onder-
navige aangelegenheid van de Raad vernemen.
De beide wethouders menen zich van het uitspreken van hun gevoelen in
deze te moeten onthouden.
De burgemeester merkt ter zake op, dat uit het feit, dat de wedde op
- „JanUafi d^22 reeds f.400,* bedroeg, terwijl de bezoldiging thans f.656.-
bedraagt, voldoende blijkt, dat de waardering van de functie geen gelijke
tred heeft gehouden met de belangrijkheid van het wethoudersambt.
De problemen, waarvoor de gemeente zich gesteld ziet, nemen in omvang
en diepte toe, zodat de wethouders intensiever dan in het verleden bij de
gemeentelijke werkzaamheden worden betrokken. Dit blijkt niet alleen uit de
omstandigheid dat tegenwoordig in do regel wekelijks moet worden vergaderd,
terwijl vroeger met een vergadering perveertien dagen kon worden volstaan,
doch ook uit het feit, dat de wethouders buiten de vergaderingen een deel
van hun vrije tijd voor de gemeente moeten offeren.
Indien daarbij nog in aanmerking wordt genomen, dat de kosten van le
vensonderhoud in het afgelopen jaar aanmerkelijk zijn gestegen en vrijwel
alle bezoldigingen in verband daarmede een verhoging hebben ondergaan, dan
w geenszins onredelijk te achten, dat ook de wethouderswedden met
W°/o worden verhoogd.
De sedert 1 Januari 1950 doorgevoerde verhoging vermag daaraan niets
ai te doen, omdat daarmede geen vergoeding werd verkregen, welke in over
eenstemming is met de huidige aard en omvang van de functie.
p É^oncl van een en ander stelt de burgemeester voor, dat de Raad als
zijn gevoelen zal uitspreken, dat do wethouderswedden met 10$ dienen te wor
den verhoogd en Gedeputeerde Staten dienovereenkomstig zal berichten.
8. V0orstel__t_ot mede-^ara^tie_ van de rente en aflossing van een door de N.V.
oma^ale^/^jer3^ej-^in^_&^iöd Leeuwarden aan te gane geldlening.
iaro^ïqqf^r,0?^?11®00 heeft bovengenoemde vennootschap over de
uitbreidingen kapitaalbchoefte van 5000.000.- voor noodzakelijke
-Teneinde
V