Ik erkenj dat het voor vele gemeentebestuurders moeilijk is daarnaar te handelen, soms omdat de algemene regelingen naar hun inzicht hun gemeen ten niet genoeg armslag geven, soms echter ook omdat zij geestelijk nog te zeer op de vroegere situatie ingesteld zijn. Wij zullen er gezamenlijk naar moeten streven hierin verbetering te brengen door het maken van regelingen, die op redelijke wijze voorzien in de financiële behoeften der gemeenten en waarbij het plaatselijk belasting gebied een meer belangrijke rol gaat spelen. Alleen dan zal het gevoerde beleid en beheer in de eigen financiële positie der gemeenten tot uitdruk king komen en zal men plaatselijk tot het afwegen van de te behartigen be langen geraken. Sr liggen vele doornen op het pad der in alle sectoren van overheids bestuur in deze tijden zo noodzakelijk te betrachten zuinigheid. Sen ge ringe troost is het daarbij, dat de moeilijkheden op het gebied van het credietwezen de gemeenten en ook het Rijk noodzaken om ten aanzien van de kapitaalsuitgaven tot grote zuinigheid te besluiten. De daaraan verbon den nadelen voor eminente belangen, als woningbouw, energievoorziening en industrialisatie, zijn maar al te evident. Intussen is een commissie, onder voorzitterschap van mr. Oud, bezig, voor de door mij geschetste problemen een oplossing voor te bereiden. Al zal die oplossing moeilijk zijn en zeker onder de huidige omstandigheden niet aan de gestelde idealen kunnen beant woorden, zowel het Rijk als de gemeenten zien met grote belangstelling en met vertrouwen de arbeid van die commissie tegemoet. Zowel op dit als op menig ander terrein bevindt het gemeenterecht zich in een periode van onrust en van zoeken naar nieuwe vormen, om de weldaden, die de Gemeentewet van 1851 ons gebracht heeft, te kunnen behouden. Met dankbaarheid mogen wij verklaren, dat het beginsel der plaatselijke auto nomie, dat aan de wet van 1851 ten grondslag lag, heeft geleid tot een in drukwekkende ontplooiing van de gemeentelijke bestuurskrachten op het gebied van het onderwijs, de gezondheidszorg, de volksontwikkeling en cultuur, de volkshuisvesting en stedebouw, de bevordering van handel en industria lisatie, de bestrijding van armoede en verpaupering. Met waardering mag dan ook worden getuigd, dat de gemeenten de door Thorbecke1s uitzonderlijke staal van wetgeving geboden gelegenheden op bewonderenswaardige wijze heb ben verstaan en aangegrepen. Onze taak is het thans de grondslagen voor de verdere zelfwerkzaamheid der gemeenten aan de nieuwe tijd aan te passen en ze te behouden, of- waar ze verloren zijn gegaan - te herstellen. Die taak is zwaar en zeker in een tijd, waarin wij overstelpt worden met problemen, die om een oplossing op korte termijn vragen, '/ij zullen echter ook in de vervulling van deze taak slagen, omdat het Nederlandse volk door de wereldoorlog wel stoffelijk ver armd is, maar rijker is geworden in energie, een energie, waarmede Reder- land, onder Gods genade, zich een betere toekomst zal vleten te scheppen. Beantwoording van de Minister door_ d_e_ Voorzitter der Vereniging van Neder landse Gemeenten, Mr. P.J. Oud, vanuit de vergadering van de Raad der gemeente Rotterdam. Excellentie, dames en heren, voorzitters en leden der gemeenteraden, geachte toebehoorders in en buiten deze raadzaal. Wie zou op 5 Juli 1851 hebben kunnen dromen, dat honderd jaar later een Minister van Binnenlandse Zaken in staat zou zijn van uit een centraal punt het woord te voeren tot alle gemeenteraden te zamen en dat daarop namens deze raden zou worden geantwoord door een voorzitter van een Ver eniging van Nederlandse Gemeenten? De vervulling der eerste mogelijkheid, de Minister die zich richt tot alle raden, is zo op het eerste gezicht al leen de vrucht ener technische ontwikkeling. Zij is echter in werkelijkheid veel meer. Want al zijn de hednnavond in nagenoeg alle gemeenten van Ne derland belegde bijeenkomsten, waarin naar het woord van de Regering kan worden geluisterd, door de ontwikkeling der techniek mogelijk geworden, om ze te kunnen houden was bovenal nodig de wederzijdse bereidheid om ze te beleggen. De bereidheid enerzijds van de Minister om te vallen spreken, de bereidheid

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1951 | | pagina 23