Voorstel tot oprichting van een stichting voor de exploitatie van het gemeentemusoum. 1T=: 299. Aan de gemeenteraad. Grouw, 7 februari 1956. De inrichting van het museum in het sousterrain van het gemeentehuis is#thans zover gevorderd, dat binnen afzienbare tijd tot officiële opening kan worden overgegaan. Daarbij dringt zich ide vraag op, op welke wijze het museum het beste kan worden geëxploiteerd. Faar het in de bedoeling ligt van de bezoekers een zeker entreegeld te heffen en het vrij regelmatig zal voorkomen, dat geschikte voorwerpen moeten worden aangekocht, zou rechtstreekse exploitatie door de gemeente een extra belasting voor de financiële administratie betekenen, terwijl bovendien de overzichtelijkheid met betrekking tot de uitkomsten der exploitatie alsdan voor een goed deel verloren zal gaan. Om redenen van administratieve aard en mede om het gevaar van verambtelijking te voorkomen is het derhalve gewenst, dat naar een andere exploitatievorm wordt gezocht. Zoals bekend beoogt het museum, de kennis der bevolking van de geschiedenis in het algemeen en van de eigen gemeente in het bijzonder te verbreden en te verdiepen, en het vreemdelingen verkeer te bevorderen. Gezien deze doelstelling komt de stichtingsvorm ons als de meest geschikte voor. De stichting toch opent de mogelijkheid, om ookbuiten het gemeentebestuur staande personen aan te trek ken, wier belangstelling en deskundigheid een waarborg kunnen in houden voor een zo efficiënt mogelijk beheer en voor een ver antwoorde belangenbehartiging. Het altijd bij en stichting naar voren tredende bezwaar van een te grote zelfstandigheid kan worden ondervangen door in de vast te stellen statuten de nodige waarborgen op te nemen van gemeentelijke invloed. In verband met het vorenstaande zijn wij van mening, dat de stichtingsvorm wegens de aard van het te regelen belang in het onderhavige geval bijzonder aangewezen meet worden geacht. u ^'ij hebben derhalve een raadsbesluit geconcipieerd, waarbij de Stichting gemeentemuseum" in het leven wordt geroepen met een van het gemeentelijk vermogen af te zondoren kapitaal van 100. De benoeming van de bestuursleden is zoals u moge blijken, in handen van ons college gelegd, terwijl een der leden van ons college ambtshalve als voorzitter optreedt. In afwijking daarvan treden voor de eerste maal de thans zitting hebbende commissiele den als bestuursleden op. De jaarlijks vast te stellen begroting, exploitatierekening en het jaarverslag zijn aan de goedkeuring van ons college onder worpen. De raad is bevoegd, wanneer hem dat wenselijdoorkomtde statuten te wijzigen en de stichting op te heffen.' Bij deze bepalingen is ons inziens het gevaar van een al te grote onafhankelijkheid van het stichtingsbestuur voldoende onder vangen. -Do-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1956 | | pagina 43