-3-
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid bedraagt
het pensioen van de weduwe van hem,die overlijdt als wethouder vóór
het bereiken van de leeftijd van 65 jaren, of als gewezen wethouder
in de periode, waarover hem een uitkering,als in artikel 2 bedoeld,is
toegekend, de helft van het pensioen,waarop de wethouder of gewezen
wethouder als zodanig zonder toepassing van artikel 35 Her wet van 1
augustus 1956 (Stb4-55)ten hoogste aanspraak zou hebben kunnen maken,
indien hij bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaren had opgehouden
wethouder te zijn.
Artikel 11.
1.Het pensioen van de wezen bedraagt:
a.voor elk kind, weIks moeder aan het overlijden van de vader
aanspraak op pensioen ontleent 1/5 van het bedrag van dat weduwenpen-
sioen;
b.voor elk ander kind 2/5 van het op de voet van het bepaalde
in artikel 10 dezer verordening,cq.in verband met het bepaalde in ar
tikel 41, derde lid, der wet van 1 augustus 1956(Stb455)berekende we-
duwenpensioen.
2.Het wezenpensioen wordt gebracht van 1/5 op 2/5 van het be
drag, waarvan het is afgeleid,als het weduwenpensioen van de moeder is
geëindigd
Artikel 12.
Indien het weduwenpensioen door een volgend huwelijk is ge-
eindigd en dit huwelijk anders dan door opvolgend huwelijk met rechter
lijk verlof, wordt ontbonden,wordt aan de vrouw haar oude pensioen we
der toegekend.
Par.4.Algemene bepaling.
Artikel 13.
Van de wedde van de wethouder wordt drie ten honderd ingehou
den als pensioenbijdrage.
Par.5»0vergangs-en slotbepalingen.
Artikel 14.
Het bepaalde in de artikelen 50,51?52,53 en 62 der wet van 1
augustus 1956iStb455)met dien verstandedat onder de met de in artikel
50 dier wet genoemde artikelen van hoofdstuk I overeenkomstige artikelen
van hoofdstuk II mede wordt verstaan artikel 30 dier wet,is van overeen
komstige toepassing ten aanzien van wethouders en gewezen wethouders,
met dien verstande dat in plaats van "Onze Minister van Binnenlandse
Zaken" gelezen wordtburgemeester en wethouders.
Artikel 15
1.De uitkering wordt maandelijksde pensioenen per kalender-
w kwartaal voldaan,deze laatste bij vooruitbetaling.
2.De termijnen van een uitkering of pensioen,welke niet bin
nen twee jaren na de eerste dag,waarop zij kunnen worden geïnd, zijn
ingevorderdworden niet meer uitbetaald.
3.Wanneer gedurende vijf achtereenvolgende jaren na de eerste
dag,waarop de inning had kunnen geschieden,iedere invordering achter
wege is gebleven, vervalt de uitkering of hot pensioen.
Artikel 16.
Burgemeester en wethouders delen alle ter uitvoering van deze
verordening genomen beslissingen onverwijld schriftelijk aan belang-
hebbende(p)mede
Artikel 17.
1.Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden met
ingang van 1 september 1956.
2.Zij kan worden aangehaald onder de titel van "Uitkerings-en
pensioenverordening wethouders"
Grouw,28 juni 1957*
De raad voornoemd:
De secretaris, De voorzitter,