- aar -
19- Voorstel tot het verlenen van een bijdrage a fonds perdu uit
de gemeentekas ten behoeve van de oprichting van een atheneum
in Friesland.
No. 1241.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 22 april 1960.
De indertijd op instigatie van gedeputeerde staten ingestelde
commissie tot onderzoek van de wenselijkheid en mogelijkheid van
hoger onderwijs in Friesland heeft onlangs haar tweede rapport uit
gebracht, waarvan een exemplaar voor u ter inzage ligt.
De commissie is tot de conclusie gekomen, dat het aanbeveling
verdient, in Friesland een atheneum te stichten, waaraan de opleiding
tot het candidaatsexamen voor zoveel mogelijk faculteiten wordt ver
zorgd. Een zodanig atheneum zal zich naar het oordeel der commissie
uitstekend lenen voor het in het leven roepen van zgn. baccalaureaats
opleidingen, die voorzien in de behoefte aan verkorte, meer op de toe
passing van de wetenschappen gerichte universitaire studies, terwijl
daarnaast gedacht zou kunnen worden aan nieuwe vormen van academische
opleiding, als bestuurswetenschappen, bedrijfswetenschappen^enz
Blijkens een aan u gerichte circulaire wil het Comité Hoger
Onderwijs in Friesland geheel in de lijn, die het rapport aangeeft,
belangstelling wekken en de offergezindheid van de^bevolking en het
bedrijfsleven in de provincie activeren. Het comité streeft naar het
verkrijgen van toezeggingen:
a.tot het verlenen van bijdragen in een fonds ter gedeeltelijke
strijding van de kapitaalsuitgaven, benodigd voor de oprichting van
een atheneum;
b.tot het toetreden tot de kring van contribuerende vrienden van het
Adressant is van. oordeel, dat, wat betreft de sub a genoemde
toezeggingen, de overheidslichamen in Friesland vooropdienen te gaan.
Daarnaast zal ook een beroep worden gedaan op het bedrijfs- en orga
nisatieleven.
Gedeputeerde Staten hebben inmiddels aan de Staten voorgesteld,
voor het aangegeven doel een bedrag van f.1000.000.- uit te trekken,
terwijl de gemeenteraad van Leeuwarden heeft besloten een bedrag van
f.250.000.- voor het fonds beschikbaar te stellen.
Aangezien de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen,
die op korte termijn zijn standpunt ten aanzien van de spreiding van
het hoger onderwijs zal bepalen, waarde hecht aan de bereidheid van
een bepaalde streek tot het brengen van offers voor een te vestigen
instelling van hoger onderwijs, dringt adressant er op aan, dat uw
college zich reeds thans over een eventuele medewerking uitspreekt,
liefst tot een zo hoog mogelijk bedrag.