Dat het zwembad 2?j km buiten de kom van het dorp op het recreatie
oord is geprojecteerd, is eerder een voordeel dan een nadeel, omdat daar1-
mede zowel aan de behoefte tot zwemgelegenheid voor de inwoners van
Grouw,als aan die van de toeristen wordt tegemoetgekomen. Op deze wijze
worden twee vliegen in één klap gevangen, hetgeen ontegenzeggelijk tot
kostenbesparing zal leiden.
Aan appellant kan worden toegegeven dat het merendeel van de
toeristen naar Grouw komt voor de beoefening van de watersport. Onzes
inziens mag echter niet worden voorbijgezien, dat desondanks de toekomstige
bewoners en bezoekers van het recreatieoord veelvuldig gebruik zullen maken
van het geprojecteerde zwembad. Het bijbehorende strand met zonneweide
zal een sterke trekpleister vormen voor de dagjesmensen, wier bezoek aan
Grouw de laatste jaren sterk toeneemt.
Een zwembad met toebehoren is naar onze mening dan ook een onontbeerlijke
voorziening voor een meer dan 20 ha omvattend gebied, dat ten behoeve van
het sociale toerisme zal worden ingericht en waar in deseizoentijd regelma
tig honderden personen zullen vertoeven.
2. Voorzover de bezwaren van de heer Hoekstra zich richten tegen de plaats
van het zwembad mogen wij u verwijzen naar hetgeen wij ten aanzien van dit
punt bij het bezwaarschrift van de heer Mulder hebben opgemerkt.
De opmerking van appellant, dat de gebruikers van het recreatieterrein beter
in het Pikmeer kunnen zwemmen, raakt onzes inziens kant noch wal.
Op de bodem van het meer ligt een dikke laag slib, terwijl betwijfeld moet
worden of het water geschikt is. De belangen van de volksgezondheid zijn
er mede gediend, wanneer uitsluitend in zuiver water wordt gezwommen.
Bovendien wordt verstoring van de rust, welke appellant vreest, niet
voorkomen, wanneernen in grote getale in de nabijheid van zijn zomerhuisje
in het Pikmeer zou gaan zwemmen.
De exploitatie van het recreatieterrein met de bijbehorende voorzie
ningen, waar vele toeristen ontspanning zoeken, zal uiteraard gepaard gaan
met het nodige lawaai, maar onzes inziens mogen de belangen van deze toe
risten niet worden opgeofferd aan die van een enkeling.
Aan het verdwijnen van een gedeelte van de rietkraag valt niet te ont
komen. Dat dit een ernstig verlies voor het natuurschoon zou betekenen, staat
evenwel te bezien, omdat naar onze mening door het aanbrengen van beplanting
en door bijzondere aandacht te schenken aan het exterieur van het zwembad
zeer wel aan de nodige welstandseisen kan worden voldaan.
De opmerking van appellant, dat zijn zomerhuisje op een foutieve
plaats in het plan is opgenomen, is irrelevant. Het huisje is als bestaande
bebouwing aangegeven maar zal bij uitvoering van het plan moeten verdwij
nen, omdat de grond ter plaatse een andere bestemming heeftIn verband hier
mede zijn ook de overige bezwaren van appellant— handhaving van bestaande
voorzieningen- van generlei betekenis.
3. Ten aanzien van het bezwaarschrift van de heer Snoek zij opgemerkt, dat
appellant tegen het plan in hoofdzaak, vastgesteld bij besluit van de
raad van 15 februari 1954? no. 9» en goedgekeurd door gedeputeerde staten
van Friesland van 7 maart 1955» Ie afd, no. 234, gelijksoortige argumenten
heeft aangevoerd.
Aangezien het particuliere belang heeft te wijken voor de algemene
belangen van de recreatie - het toerisme vormt voor de bevolking van Grouw
een belangrijke bron van inkomsten zal aan de bezwaren van appellant
slechts kunnen worden tegemoetgekomen door toepassing van de Schadever
goedingsverordening. Ook de ICroon heeft in deze zin beslist bij Koninklijk
besluit van 9 mei 1956no. 18.
Bij de ins Lchting van het recreatieoord zal dan ook rekening moeten
worden gehouden met de belangen van appellant door het verlenen van een
redelijke schadevergoeding.
-4-Het zomerverblijf-