aan de raadsvergadering van 7 augustus j.l. gingen er geruchten, dat de tuin van burgemeester Walda's nieuwe huis te Beetsterzwaag, aangelegd werd door de gemeentelijke plantsoendienst van IdaarderadeelBen raads lid van de P.v.d.A., nl. J.J.de Boer stelde mij van deze geruchten op de hoogte en op een vraag van hem of ik hierover ook iets gehoord had, moest ik ontkennend antwoorden. Ik heb hierna een telefonisch onderhoud met de burgemeester gehad en op mijn vraag of deze geruchten grond van waarheid bezaten, deelde die mij mede, dat de plantsoendienst inderdaad de tuin voor hem had aangelegd. Maar hij voegde er aan toe, dat dit hem door de wethouders was aangeboden. Ik heb toen gezegd, dat het mij speet dat dit was gebeurd en ook dat dit door de heer Walda als burgemeester was geaccepteerd. In een onderhoud, dat ik daarna met wethouder de Jong mocht hebben, heb ik hem gevraagd, of het antwoord van de burgemeester aan mij juist was geweest, waerop deze dit bevestigde. Wethouder de Jong toonde zich ver ontwaardigd, dat de heer de Boer zich met mij in verbinding had gesteld en niet met zijn eigen fractievoorzitter of een van de beide P.v.d.A.- wethouders. Wethouder de Jong voegde er aan toe, dat hij de tuinaanleg bedoeld had als afscheidscadeau van de gemeente, omdat de gemeente een morele verplichting had tegenover de heer Walda. Deze had veel voor Idaarderadeel gedaan en ook veel voor de gemeente bereikt. Met dit laat ste stemde ik in, al was er bij mij een vraagteken ten aanzien van de morele verplichting. Op mijn vraag aan de heer de Jong, of hij het juist achtte onze gemeentelijke plantsoendienst hiervoor in te schakelen, ant woordde deze, dat de wethouders de wettelijke bevoegdheid bezaten, dit te doen. Op mijn gezegde, dat ik mij toch afvroeg of dit inderdaad tot de competentie van de wethouders behoorde, werd door de heer de Jong gezegd, dat dit inderdaad zo was. De heer J.de Boer had intussen ook niet stil gezeten en later bleek het ons, dat hij de eis had gesteld, dat de tuinaanleg door de burgemeester betaald moest worden en tevens, dat hij in de raadsvergadering van 7 augustus van burgemeester en wethouders een verklaring verlangde, dat de gedane werkzaamheden van de plantsoendienst aan deze tuin in Beetster zwaag geen financiële gevolgen voor de gemeente zouden opleveren. De verklaring werd door de heer Walda afgelegd, al werd de naam Beetster zwaag wijselijk verzwegen. Na de raadsvergadering kwam er een felle woordenwisseling tussen de heer de Boer en de andere raadsleden van de P.v.d.A. Men verweet hem, dat hij zich met mij in verbinding had gesteld en niet met zijn eigen fractiege noten. De partijdiscipline was hierdoor blijkbaar aangetast. Ook het in winnen van inlichtingen bij hoofden van Dienst werd hem zwaar aangerekend, evenals de aan burgemeester en wethouders gestelde eis van betaling. Wet houder de Jong was hevig verontwaardigd, dat de heer de Boer een openbare verklaring van de burgemeester had verlangd. Van mijn kant is daarna ge zegd, dat ik met het oog op het a.s. afscheid van de heer Walda, geen partijpolitieke rel had willen ontketenen, ook al had dit met het oog op de a.s. wethoudersverkiezingen verleidelijk kunnen zijn. Van de kant van de V.V.D. was er begrip, dat er door burgemeester en wethouders een fout was gemaakt, van onze kant werd dan ook niet gedacht aan een foutief be leid. Voor ons was dit incident dan ook afgedaan, ook al doordat er geen financiële consequenties voor de gemeente uit voortvloeiden. De heer de Jong gaf daarna ook toe, dat hij een fout had gemaakt, door de raad niet van deze opdracht op de hoogte te stolIon. Men toonde waardering voor de wijze waarop ik deze zaak had behandeld, vooral ook het contact op nemen met de personen in kwestie zelve. - De V.V.D. -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1962 | | pagina 19