In de raadsvergadering van 28 juni 1962, kwam dat nog eens tot uit
drukking naar aanleiding van klachten van het lid mej.Bosma over de
situatie destijds in de voorzomer. U heeft gelijk, wij weten dat
het niet in orde is maar wij kunnen niet meer doen met dit handje
vol mensen. Wij kunnen niet meer omdat wij geen nieuw personeel mogen
aantrekken. Gedeputeerde staten staan dat niet toe en daarmede staan
v/ij met de rug tegen de muur, werd kort geleden gezegd als antwoord
van burgemeester en wethouders. Daar moest de raad zich toen wel hij
neerleggen. Het was een paar dagen later dat men mij liet weten dat
het personeel van de plantsoendienst met elkaar bezig v/as op het ter
rein in Beetsterzwaag, waar de burgemeester een bungalow liet bouwen.
Ik dacht eerst aan een uiting van medeleven met het personeel dat zijn
vrije zaterdag daarvoor beschikbaar stelt, wat ik wel kon waarderen.
Al spoedig bleek het mij dat het heel anders was. Het personeel had op
dracht gekregen om midden in de week in diensttijd van de gemeente dit
werk te doen.
Fijnheer de voorzitter, laat ik hier vooruit zeggen, dat ik het aan
vankelijk niet wilde, ja niet kon geloven. Immers het v/as toen net in
die periode dat men in alle dorpen van onze gemeente schande sprak,
al of niet overdreven over het verwaarlozen van het onderhoud van
onze gemeenteëigendommen, in het bijzonder parken en perken, bermen
enz. Een en ander had al een zodanige vorm aangenomen, dat de mensen
hier en daar zelf al aan het opknappen togen en in Eoordahuizum heeft
de vereniging voor plaatselijk belang vrijwilligers opgeroepen, die de
boel daar inderdaad opgeruimd hebben. Ik kon en wilde niet geloven dat
burgemeester en wethouders, dezelfde mensen, die op 28 juni zoiets
tot ons gezegd hadden en waaraan de hele raad nogeens het volle ver-
trouv/en had gegeven, iets dergelijks konden doen. Immers hier was alleen
maar sprake van een zuiver particulier belang, waar de gemeente noch
middellijk noch onmiddellijk ook maar iets mee te maken had en boven
dien ver buiten onze gemeente lag. Nog zocht ik naar een andere moge
lijkheid, namelijk of het een en ander ook in verband stond met de blijk
van waardering, die uit naam van al onze gemeentenaren aan burgemeester
Walda en mevrouw Wal da aangeboden zou worden. Want dan nog wilde ik o-
ver al mijn bezwaren heenstappen, omdat ik aan een cadeau in zodanige
vorm graag mijn zegen geven wilde.
Het is mij gebleken dat de commissie, die dat in handen had, niets met
dit werk te maken had. Ik heb toen nbg aan iemand gevraagd, die zeer
goed in de gemeentewet thuis is of dit werk mogelijk ook op de een of
andere manier toch nog onder onze dienst van gemeentewerken kon worden
gebracht, maar het antwoord was; "Fee, dit werk valt in de meest vol
strekte zin buiten de gemeentewet en is derhalve niet geoorloofd".
Mijnheer de voorzitter, toen ik de haak van mijn telefoon neerlegde,
toen wist ik, dat als er geen wonder gebeurde, het spaak zou lopen in
Idaarderadeel. En het is spaak gelopen. Het was toen dat ik mij in ver
binding stelde met burgemeester en wethouders in de persoon van wethou
der iartena. Fijn vriend Wartena gaf mij te verstaan dat de wethouders
de burgemeester het egaliseren en inzaaien van zijn erf en tuin daar in
Beetsterzwaag aangeboden hadden als blijk van waardering. Zij waren van
mening dat de gemeente dat meer dan verplicht aan hem v/as, gezien het
werk dat hij hier voor ons had gedaan. Ik heb de heer Wartena doen we
ten dat ik ernstige bezwaren tegen een en ander had. Omdat ik ook een
en ander van de andere partij uit het college van burgemeester en wet
houders wilde horen heb ik een onderhoud aangevraagd bij de burgemees
ter. Het zou niet behoorlijk zijn hier dat gehele onderhoud openbaar
- te maken -