Mijnheer de voorzitter hij het afscheid van de heer Walda in
onze vergadering van 30 augustus j.l. is voldoende gebleken, dat hij
was een joviaal iemand, zelfs meer dan eens uitgesproken door onze
opponenten. Bij voorbaat stelde hij bij ieder, waar hij mede in
aanraking kwam, dames en heren leden van de raad, dat weten wij
toch allemaal uit eigen ondervinding, goede trouw voorop. Dat heeft
hem in zijn loopbaan alhier natuurlijk wel eens een teleurstelling
bezorgd. Iemand in zijn positie en wij allemaal timmeren aan de weg,
en aan de zaken, waarin wij beslissingen moeten nemen, zitten twee
kanten en vaak blijft er één tevredene en één teleurgestelde over.
Maar deze kwestie is voor de heer Walda wel een heel erge teleur
stelling geweest.
Mijnheer de voorzitter hier is mijns inziens goede trouw door
de vragenstellers niet voorop gesteld. Persoonlijk, mijnheer de voor
zitter, betreur ik het ook ten zeerste, dat zoiets in onze gemeente
mpest gebeuren. Ondanks verschil van inzicht in bepaalde zaken, een
mijns inziens gezond verschijnsel, bestonden er hier goede persoon-
verhoudingen. Tot mijn spijt moet ik/door de oppositie aan de
f,n'tde orde gestelde kwestie constateren, dat bij de beoordeling van ons
als wethouders geenveronderstelde goede trouw voorop staat.
Dit kan tot zeer bedenkelijke toestanden, ook in ons demokratische
staatsbestelleiden. Ik heb dit eerder reeds gememoreerd, laat ons
voorzichtig zijn, met het hoge goed: de VRIJHEID, waarin wij nu
nog leven.
Mijnheer_ de voorzitter bij het afscheid van de heer Walda in
onze vergadering van 30 augustus j.l. heb ik gememoreerd, dat op
diezelfde dag, namens de Koningin door onze Commissaris aan hem een
onderscheiding was uitgereikt. Deze onderscheiding is de heer Walda
verleend, de heer Commissaris heeft het zeer duidelijk gesteld, mede
voor de vele diensten door hem in de bezettingstijd aan den lande
bewezen. De heer Walda heeft in die tijd zijn hele persoon ingezet,
ook voor onze vrijheid.
Dames en heren raadsleden velen van u weten,dit uit eigen per-
soonlijke ervaring. Bovendien weet u, tenminste kunt u weten, hoe
moeilijk het was om in die houding op bepaalde momenten consequent,
met alle gevolgen van dien,'te volharden. Het was gemakkelijker om
onder een of ander voorwendsel iets te doen, wat je veilig stelde.
is een ieder niet gegeven om aldus te handelen, maar ook de heer
waida heeft in die tijd zijn plicht verstaan. Mede door zijn werk
hebben wij onze dierbare vrijheid herkregen. Nog vandaag aan de dag
heb ik diep respect voor diegenen, die dat in die tijd hebben kunnen
opbrengen om een dergelijke houding aan te nemen. Honger was in die
tijd erg, maar wij hebben toen ook aan de lijve ondervonden, wat
onze VRIJHEID waard is. Laat ons dat toch nooit vergeten en waar dan
ook mee aankomen, wat aanleiding kan geven die vrijheid te onder
mijnen.
Mijnheer de voorzitter ik besef zeer goed, dat hetgeen ik
hiervoor gezegd heb, van het werk door de heer Walda tijdens de
verricht, geen vrijbrief mag zijn, om te doen en te laten
wat je wilt. Maar hef is ook niet zo, dat de heer Walda de onder
scheiding gekregen heeft alleen voor zijn werk tijdens de bezetting.
Ook voor hetgeen hij in zijn ambtsperiode alhier heeft gedaan. Ik be-
oex niet m herhaling te treden, het is voldoende gememoreerd in
de notu en van onze vergadering van 30 augustus j.l. Ook de vragen-
S i hebben ^eer Walda gefeliciteerd met zijn onderscheiding
en hun voldoening uitgesproken dat de onderscheiding aan hem ver-
-L00X1 Cl IS
Mijnheer de voorzitter ik wil besluiten met u dank te zeggen
voor de objectieve wijze, waarop u deze kwestie heeft behandeld.
- Tenslotte -