STIFTING SUDERGOA
STREEKORGAAN MIDDEN FRIESLAND
PETEARSINTRUM ALDDJIP
Kanttekeningen bij de interim-nota van de Provinciale Planologische Dienst.
(De ruimtelijke ontwikkeling van het friese platteland).
Aan deze nota ligt een aantal gedachten van algemene aard ten grondslag,
die slechts ten dele duidelijk zijn uitgesproken, doch overwegend als
vanzelfsprekende uitgangspunten worden gebezigd.
Het komt ons voor, dat bij een beraad over deze nota en met name bij het
toepassen van de conclusies daarvan, deze uitgangspunten mede in de over
weging dienen te worden betrokken.
Ter bevordering van een bewuste meningsvorming hebben wij een aantal van
deze uitgangspunten expliciet gemaakt en hieronder weergegeven.
1. Het platteland moet zijn agrarisch karakter behouden.
2. Buiten de dorpskernen moet men geen woningen bouwen.
3. Zelfstandige groei van een dorp of stad verdient de voorkeur boven
afgeleide groei (b.v. door forensisme).
4. Stadsvlucht treedt alleen op in grootstedelijke agglomeraties
5. Het welvaartsstreven houdt in, dat men naar een zo hoog mogelijk in
komen streeft.
6. Indien men dit in zijn huidige beroep en/of woonplaats niet kan be
reiken, zal men van beroep willen veranderen en/of naar elders trek
ken.
7. De arbeidsomstandigheden zijn overwegend afhankelijk van de hoogte
van de beloning.
8. De aantrekkelijkheid van de woonomgeving wordt bepaald door het na
tuurlijke milieu (vooral zandgrond), de grootte van de woonkern en/of
de nabijheid van een groter centrum.
9. Grotere plaatsen zijn meer leefbaar dan kleinere.
10. De dorpen moeten een minimumgrootte hebben.
11. Deze wordt bepaald door de minimum omvang van de voorzieningen.
12. De voorzieningen moet mon niet over de dorpen verspreiden, doch con
centreren.
13. Een driemans lagere school is het minimaal aanvaardbare schooltype.
14. Er zal behoefte blijven aan een plaatselijk cultureel leven op de
dorpen.
15. Uit de groei van het inwonertal blijkt de levenskracht van een dorp.
C.7«0.a.c.h.~31 51-E/B
Leeuwarden, 12 sept.1962
Mr.L.H.Bouma
Drs.W.Nijboer