- 2 - De heer van der Meer, Briens, is van mening dat de vragen zodanig gesteld zijn, dat hierop niet een direct antwoord gegeven kan worden. De heer de Haan, G-rouw, vindt, dat de "beschouwingen van burgemeester en wethouders toch wel op de gehele nota betrekking moet hebben. Anders hebben gedeputeerde staten er toch niets aan? Hierna komt aan de orde de behandeling van de kanttekeningen, gesteld in de nota van burgemeester en wethouders. De eerste vraag is, of het platteland zijn agrarisch karakter moet behouden. Dit is van dorp tot dorp verschillend. Zoals uit het voor stel van burgemeester en wethouders blijkt, is dit college van mening, dat de gemeente als totaliteit- geen eenzijdige agrarische structuur moet hebben. De heer Swierstra, Warga, beziet deze vraag van de kant van Warga. Hij vindt, dat nu er straks een betere verbinding met Leeuwarden komt, het gemeentebestuur het forensisme moet stimuleren, door hier huizen te bouwen voor forensen. Dit zal tot gevolg hebben, dat het peil van het dorp omhoog gaat. De heer Sijterna is van mening, dat de bevolking niet overwegend in de agrarische sector moet werken, want dan zullen de lonen relatief laag zijn. Dit heeft tot gevolg, dat ook de bloei van het culturele leven achterblijft. Immers men zal zich nu bepaalde beperkingen moeten opleggen. Naar de mening van de heer van der Meer staat het culturele leven in een dorp niet in direct verband met de hoogte van de lonen, al zal dit er wel zijdelings verband mee houden. Volgens deheer de Haan is het van groot belang, dat in een dorp ge legenheid is zich te kunnen ontspannen. Ook voor de gewone man mogen de financiën geen bezwaar zijn. De belangstelling voor het culturele leven moet gekweekt worden, aldus de heer Sijtema. Als dit niet ge beurt is er niet veel te verwachten. De heer Kooistra vindt, dat verschillende dorpen teveel zijn inge steld op het agrarisch bedrijf. In Idaarderadeel zijn de industriën teveel in een dorp geconcentreerd. De andere dorpen bieden zijns in ziens te weinig mogelijkheden. voorzitter merkt op, dat, wanneer men de industrie naar het platte land trekt, de vraag moet worden gesteld, of deze industrie dan moet worden samengetrokken in één of meer centra, dan wel over de verschil lende dorpen moet worden verspreid. Spreiding levert grote nadelen op. Men denke slechts aan de versnippering in de landbouw die hiervan het gevolg kan zijn. Bij concentratie is er het voordeel, dat zich ook vaak nevenindustriën gaan vestigen. De heer van der Meer heeft wel begrip voor het standpunt van het ge meentebestuur. Naar aanleiding van een desbetreffende vraag van de voorzitter blijkt, dat alle aanwezigen van mening zijn, dat de ver schillende dorpen nietoverwegend agrarisch moeten zijn. Men acht het van belang, dat verschillende industriën worden aangetrokken. De he er Brolsma, Grouw, inhakende op hetgeen eerder door de heer Swierstra is gezegd, merkt op, dat het van belang is dat er forenzen in de gemeente komen. Dan komt in elk geval het kapitaal hier naar toe. Volgens hem is het dan geen bezwaar, dat de betreffende industriën desnoods in Leeuwarden zijn gevestigd. Hij voorziet, dat door de vesti ging van forenzen de dynamiek van de bevolking groter zal worden. De voorzitter oppert het idee, om bijvoorbeeld in Idaard het forensipmp e bevorderen. Dit dorp zou wel geschikt zijn voor degenen, die werke lijk m een rustige omgeving willen wonen. - Volgens -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1963 | | pagina 55