- 4 -
De heer de Haan is van mening, dat vrijwel nooit kan worden gesproken
van homogene dorpen. De moeilijkheid doet zich voor, dat de niet-
homo gene dorpen niet kunnen worden opgedoekt.
Naar aanleiding van een vraag van de heer Brolsma of het gemeentebe
stuur deze dorpen langzamerhand wil laten vervallen, antwoordt de
voorzitter dat dit niet het geval is, maar dat in deze dorpen ook
niet meer extra voorzieningen zullen worden aangebracht dan strikt
noodzakelijk is. In de praktijk doet zich het geval voor, dat sommige
dorpen zichzelf evacueren.
Wat de leefbaarheid van de dorpen betreft is de heer Kooistra van
mening dat de dorpshuizen een vergunning moeten hebben voor de ver
koop van alcoholische dranken. Dit bevordert een grotere toeloop.
Het blijkt, dat de meningen hierover nog al verdeeld zijn. Sommigen
zien het verstrekken van alcoholische drank in dorpshuizen wel als
een bezwaar, doch anderen niet.
Y/at deze dorpshuizen betreft, stelt de voorzitter de clustervorming
aan de orde. 'Wanneer nu in een van de dorpen ïdaard, Aegum, Friens
en Roordahuizum een dorpshuis moet worden gesticht, in welk dorp
moet dit dan komen? Dit betreft dus de vraag, of het verenigingsleven
in deze dorpen al of niet moet worden geconcentreerd.
De.heren Swierstra. en van der Meer vinden, dat het dorpshuis in Roorda
huizum zou—ffl^e^enr-komen-: D'ë o'vérl'ge aanwezigen zijn het hier allen
mee eens.
Y/at betreft de vrsag, of ook het onderwijs moet worden geconcentreerd,
deelt de heer Kooistra mede, van mening te zijn dat in een kleine
school de kririgj waarbinnen de kinderen zich bewegen, te klein is.
Het kind komt niet genoeg met de buitenwereld in aanraking. Na het
verlaten van de school komt voor het kind een grote overgang. Hij ge
looft, dat wanneer verschillende kleine schooltjes in de dorpen tot
één grotere werden samengevoegd, dit van het begin af aan de levens-
blik van het kind verruimt.
Het blijkt, dat ieder het hiermee eens is. De heer Brolsma merkt nog
op, dat her gemeentebestuur de clustervorming moet bevoroeren.
Bij de beantwoording van de vraag van de voorzitter, of de dorpen als
Y/arga en V/irdum bijvoorbeeld kunnen samengaan zondTST wijziging van de
gemeentegrenzen blijkt duidelijk, dat door de vergadering geen al
te grote waarde aan de bestaande gemeentegrenzen wordt gesteld. Volgens
de heer de Haan moet het willen vasthouden aan gemeentegrenzen wijken
voor het belang van de dorpen. De heer Kooistra meent, uat het mis
schien nog beter is, om gemeenten samen te voegen. Dix is in de rest
van Nederland steeds meer het geval.
De voorzitter vraagt aan de vergadering, of men het eens is met het
standpunt van burgemeester en wethouders, dat Y/artena, gezien zijn
inwonertal en ontwikkelingsmogelijkheden, tot een potentieel zelf
standig dorp kan worden gerekend.
De heer Peenstra, Grouw, gelooft wel dat dit het geval is. Door het
feit, dat de mensen steeds meer vrije tijd krijgen, zal ook de
recreatie zich waarschi i-nli jk wel gunstig gaan ontwikkelen.
Alle aanwezigen kunnen zich hierbij aansluiten.
Volgens punt 10 van het voorstel van burgemeester en wethouders aan de
gemeenteraad is het college van mening, dat het van groot belang is,
dat groepen van gemeenten samen verschillende taken ter hand nemen.
Tijdens de discussie blijkt, dat de gehele vergadering van mening is,
dat verschillende gemeenten voor de uitvoering van verschillende
taken bijelkaar moeten stappen. De heer van der Meer zegt, niet te be
grijpen, waarom hier niet méér aan wordt gedaan.
- Door de ter -