Wie de moeilijke situatie van onze en vele andere plattelandsge meenten plaatst tegen de achtergrond van de talrijke boeiende beschouwin gen over een actief plattelandsbeleid, zoals die op congressen en andere bijeenkomsten worden gehouden, die moet, wanneer hij gevoel voor macabere humor heeft, zijn lachen nauwelijks kunnen bedwingen. Anderen, die dit soort gevoel voor humor missen, zullen op die beschouwingen reageren met sarcastische opmerkingen over kathedei^-politiek. Een andere houding is nauwelijks te verv/achten tegenover die, op zichzelf knappe en interessante beschouwingen over de ontwikkeling van de probleemgebieden, de verbetering van de infra-structuur en de leefbaarheid van het platteland. Wanneer de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten zich blijft ontwikkelen, zoals die zwart op wit is vastgelegd, dan zal het nog een jaar of twee, misschien zelfs vier jaar duren, voor gemeenten als Idaarderadeel weer wat financiële lucht krijgen toegevoerd. Een jaar of twee zal het nog duren, wanneer het op 14 mei j.l. bij de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp "Voorlopige voorziening inzake verrui ming van het gemeentelijk belastinggebied" in redelijke tijd zijn weg naar het staatsblad vindt. De gemeenten zouden dan de bevoegdheid krijgen ten behoeve van eigen inkomsten opcenten te heffen. Voor Idaarderadeel zou dit een extra—inkomen kunnen betekenen, dat ergens kan komen te liggen tussen omstreeks f 15.000,en maximaal f 40.000,per jaar. Het verkrijgen van wat meer financiële armslag kan echter nog vier jaar duren, wanneer wij moeten vrachten tot de garantie-uitkering, verbonden aan de nieuwe Financiële Verhoudingswet 1960 is inverdiend. De financiële gevolgen van deze ingewikkelde materie komen voor Idaarderadeel in het kort hierop neer, dat onze gemeente in 19^7 rond f 105.000,inkomsten per jaar minder zal hebben dan vergelijkbare gemeenten, waarvoor de garantie-uitke ring niet behoeft te worden toegepast. Financiële armslag nu en in de eerstkomende jaren is voor Idaardera deel alleen te verwachten van aanvullende bijdragen ex artikel 12 van de Fianciële Verhoudingswet i960. Aanvullende bijdragen zoals het college u thans voorstelt aan te vragen voor verbetering van de Feersweg en het voet pad langs het kanaal en voor de aanstelling van een schilder, een tuinman en een opperman. De kans echter, dergelijke bijdragen te ontvangen, lijkt minimaal. Ik zei u reeds, dat gedeputeerde staten ten aanzien van deze mogelijkheid zeer pessimistisch waren tijdens ons onderhoud op 13 maart. Niet de minste hoop, zo lijkt mij, valt te putten uit hetgeen de minister van Binnenlandse Zaken daarover heeft gezegd bij de behandeling van zijn begroting in de Eerste Kamer op 5 maart j.l. De minster zei toen o.a.: ""Hoe kunnen Gedepu teerde Staten nu een goedkeuringsbeleid voeren t.a.v. gemeenten, die om een aanvullende bijdrage hebben gevraagd? Dat kan wel, omdat zij zullen moeten rekenen met de omstandigheid, dat er geen aanvullende bijdrage komt. Zij zullen dus hun goedkeuringsbeleid erop moeten baseren - dat is misschien conservatief, maar wij zijn in Holland gelukkig nog wel zo - dat er geeh aanvullende bijdragen komen. Wij hebben bijzonder weinig zin om aanvullende bijdrage te geven. Gedeputeerde Staten moeten zich op het standpunt stellens wij weten van een aanvullende bijdrage niets en wij zullen daarmede niet rekening houden"". U hoort het, het kan moeilijk somberder. En toch, hoe ongemotiveerd en onrealistisch het ook van mij lijkt, tbch is het juist deze buitengewone somberheid, waaruit ik enige hoop durf te puren. Ik ben namelijk van mening, dat de situatie voor onze en tal van andere gemeenten zo ernstig wordt, dat zij niet nbg vier jaar bestendigd kan blijven. Vier jaar en dan wat soelaas te krijgen op een inkomensniveau, dat op zijn minst f 105.000,te laag is. Dat kan niet! Dan zouden er ernstige ongelukken gaan gebeuren in het ge meentelijk beleid. En dat kan ook niet. Daarom heb ik goede hoop, dat wij, ons nu door de moeilijkheden heen slaande, in de eerst komende jaren op wat meer ruimte in onze financiële positie zullen mogen rekenen. Maar, en dat - ben ik -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1963 | | pagina 11