De raad der gemeente Idaarderadeel;
overwegende, dat het wenselijk is de Premiespaarregeling voor
het gemeentepersoneel te herzien;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders dd.
no.
Gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg;
"besluit?
Vast te stellen de navolgende Premiespasrregeling voor het personeel
in dienst der gemeente Idaarderadeel?
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
1Deze verordening verstaat onder?
a. ambtenaar?
1. de ambtenaar in de zin van artikel 1 van het Algemeen Ambte
narenreglement;
2. de werknemer in de zin van artikel 1 van de Arbeidsovereen
komstenverordening;
voor zover op hem niet van toepassing is de Premiespaarregeling
Rijksambtenaren;
b. bezoldiging tevens loon, wachtgeld en uitkering;
c. pensioensgrondslag:
1het bedrag, waarop met betrekking tot een ambtenaar, die de
hoedanigheid van ambtenaar in de zin van de Pensioenwet 1922
(Stb.240) bezit, de pensioensgrondslag is vastgesteld;
2. het bedrag, waarop met betrekking tot een ambtenaar, die de
hoedanigheid van ambtenaar in de zin van de Pensioenwet 1922
(Stb.240) niet bezit, de pensioensgrondslag zou zijn vastge
steld, indien hij genoemde hoedanigheid zou hebben bezeten;
3. de som van de pensioensgrondslagen, indien de ambtenaar in
twee of meer betrekkingen in dienst van de gemeente is;
d. bijzondere spaarrekening: de door een ambtenaar bij een spaar-
instelling op zijn naam geopende spaarrekening, als bedoeld in
artikel 95
e. spaarinstelling; spaarbank, handelsbank, landbouwkredietinstel
ling, bouwkas, spaarfonds en daarmede vergelijkbare rechtsper
soonlijkheid bezittende instellingen, waarvan het bestuur zich
bereid heeft verklaard te voldoen aan de bepalingen van deze
verordening;
f. ontslag? iedere beëindiging van de dienstbetrekking;
g. wachtgeld? wachtgeld als bedoeld in de Wachtgeldverordening;
h. uitkering? uitkering als bedoeld in artikel 5 de Uitkerings
verordening.
Artikel 2.
1Overeenkomstig de bepalingen van deze verordening heeft aanspraak
op een spaarpremie ten laste van de gemeentekas de ambtenaars
a. die rechtstreeks periodieke betalingen overeenkomstig Hoofdstuk
II heeft verricht ten behoeve van een of meer der in artikel 3,
eerste lid, onder A, B. D t/m F en/of in artikel 7 genoemde be
stedingsobjecten; en/of
b. die overeenkomstig Hoofdstuk III, paragraaf 1, maandelijks van
- zijn -