- 6 -
a. de weduwe van een wethouder tenzij het huwelijk was gesloten nadat hij
de leeftijd van 65 jaren had bereikt;
b. de weduwe van een gewezen wethouder tenzij het huwelijk was gesloten
nadat hij had opgehouden wethouder te zijn of de leeftijd van 65 jaren
had bereikt.
2. Een zelfde sterfgeval doeyslechts recht ontstaan op êên pensioen, als in
het vorige lid bedoeld.
Artikel 24»
1Recht op wezenpensioen ten laste van de gemeente hebbens
a. de minderjarige wettige of gewettigde kinderen van hem, die overlijdt
als wethouder, tenzij zij zijn geboren uit een huwelijk, gesloten nadat
hun vader de leeftijd van 65 jaren had bereikt, of tenzij zij na dat
tijdstip zijn gewettigd;
b. de minderjarige wettige of gewettigde kinderen van haar, die overlijdt
als wethouder, tenzij zij zijn gev/ettigd nadat hun moeder de leeftijd
van 65 jaren had bereikt5
c. de minderjarige wettige of gewettigde kinderen van hem, die overlijdt
als gewezen wethouder, tenzij zij zijn geboren uit een huwelijk, geslo
ten nadat hun vader had opgehouden wethouder te zijn, of nadat hij de
leeftijd van 65 jaren had bereikt, of tenzij zij na dat tijdstip zijn
gewettigd;
d. de minderjarige wettige of gewettigde kinderen van haar, die overlijdt
als gewezen wethouder, tenzij zij zijn geboren uit een huwelijk, ge
sloten nadat hun moeder had opgehouden wethouder te zijn, of tenzij zij
zijn gewettigd na dat tijdstip of nadat hun moeder de leeftijd van 65
jaren had bereikt.
2. Een zelfde sterfgeval doet slechts recht ontstaan op êén pensioen, als in
het vorige lid bedoeld.
3. Naar de regelen, vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, be
doeld in artikel 92, tweede lid, van de Pensioenwet 1922 (stb.240), worden
pleegkinderen van een overleden wethouder of overleden gewezen wethouder
gelijkgesteld met de in het eerste lid bedoelde wettige of gewettigde kin
deren.
Artikel 25.
1. Het weduwenpensioen bedraagt de helft van het pensioen, waarop de overleden
wethouder als zodanig zonder toepassing van artikel 10 aanspraak of uitzicht
zou hebben gehad, indien hij op de dag van zijn overlijden had opgehouden
wethouder te zijn, of waarop de overleden gewezen wethouder als zodanig
zonder toepassing van artikel 10 aanspraak of uitzicht had.
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid bedraagt het pensioen van
de weduwe van hem, die overlijdt als wethouder vóór het bereiken van de
leeftijd van 65 jaren, of als gewezen wethouder in de periode, waarover hem
een uitkering, als bedoeld in artikel 1is toegekend, de helft van het pen
sioen, waarop de wethouder of gewezen wethouder als zodanig zonder toepas
sing van artikel 10 aanspraak zou hebben kunnen maken, indien hij bij het
bereiken van de leeftijd van 65 jaren had opgehouden wethouder te zijn.
3. Indien wegens een zelfde sterfgeval voor een weduwe recht ontstaat, zowel
op een weduwenpensioen op de voet van deze verordening als op een pensioen
als weduwe van een wethouder of gewezen wethouder van een andere gemeente
of als weduwe van een lid dan wel gewezen lid van Gedeputeerde Staten van
een provincie, of op een weduwenpensioen krachtens hoofdstuk I van de wet
van 1 augustus 1956 (stb.455) of krachtens de wet van 31 juli 1957 (Stb.
324), wordt tijd, welke voor de regeling van meer dan êên dier pensioenen
medetelt en niet daadwerkelijk gelijktijdig in de verschillende ambten is
doorgebracht, slechts medegeteld voor de regeling van het pensioen, waar
bij die tijd het hoogste bedrag oplevert.
- Artikel 26. -