Artikel 26. 1. Het pensioen van de vrezen bedraagts a. voor elk kind, welks moeder aan bet overlijden van de vader aanspraak op pensioen ontleent 1/5 van het "bedrag van dat weduwenpensioen; b. voor elk ander kind 2/5 van het op de voet van het "bepaalde in artikel 25 "berekende weduwenpensioen. 2. Het wezenpensioen wordt ambtshalve gebracht van 1/5 op 2/5 van het bedrag, waarvan het is afgeleid, als het weduwenpensioen van de moeder is geëindigd. Artikel 27 Het gezamenlijk bedrag aan weduwen- en wezenpensioen of aan wezenpensioen gaat het tweevoud van het bedrag van het in het eerste lid van artikel 26, onder a, onderscheidenlijk onder b, bedoelde weduwenpensioen niet te boven. Indien in verband met dit voorschrift de pensioenen een vermindering moeten ondergaan, geschiedt deze in evenredigheid, van de bedragen dier pensioenen. Artikel 28. 1. Indien wegens eenzelfde sterfgeval voor de weduwe aanspraak bestaat op een weduwenpensioen zowel krachtens deze verordening als krachtens een andere regeling, als bedoeld in het tweede lid, en het totaal dier pensioenen meer zou bedragen dan f 11.562,wordt het weduwenpensioen waarop krachtens deze verordening aanspraak bestaat, beperkt tot een zodanig gedeelte van dat bedrag, als evenredig is aan de verhouding, waarin dat pensioen staat tot het totaal dier pensioenen. 2. Onder een weduwenpensioen krachtens een andere regeling wordt in dit arti kel verstaan een weduwenpensioen ten laste van de Nederlandse Schatkist - anders dan ingevolge wettelijke garanties of ingevolge overneming van de verplichting tot betaling-, ten laste van Suriname, van de Nederlandse Antillen, van voormalig Nederlands Nieuw-Guinea, van een publiekrechtelijk lichaam in Nederland of in een der evengenoemde gebieden, dan wel ten las te van een door het openbaar gezag in Nederland of in êên van die gebieden ingesteld fonds. 3. Indien het bedrag van het vreduwenpensioen, als bedoeld in het tweede lid, dan wel het hoogste bedrag, waarop dat pensioen, berekend naar de maximaal in aanmerking komende diensttijd, kan worden toegekend, meer bedraagt dan f 11.562,treedt dat hogere bedrag voor de toepassing van het eerste lid in de plaats van het bedrag van f 11.562, 4. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het wezenpensioen, met dien verstande, dat in plaats van f 11.562,wordt gelezen ten aanzien van een kind, als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onder a, f 2313,en ten aanzien van een kind, als be doeld ónder b van dat artikellid f 4625, 5Het bepaalde in het vierde lid van artikel 10 vindt overeenkomstige toe passing. Artikel 29. Het weduwen- en wezenpensioen gaat in met de dag, volgende op die van het overlijden van hem aan wie het werd ontleend; het eindigt met de laatste dag van het kwartaal, waarin de rechthebbende overlijdt. Het wezenpensioen eindigt bovendien met de laatste dag van het kwartaal in de loop waarvan de rechtheb bende meerderjarig is geworden. Artikel 30. 1Het weduwenpensioen eindigt voorts bij een volgend huwelijk en wel met de laatste dag van het kwartaal, in de loop waarvan het huwelijk heeft plaats gehad

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1965 | | pagina 49