2e. Indien het pensioen, niet zijnde een eigen pensioen "bedoeld in artikel
33, tweede lid, niet is afgeleid van een eigen pensioen, wordt het pen
sioen geacht te zijn berekend naar een diensttijd van 40 jaar, met oven>-
eenkomstige toepassing van artikel 17.
3e. De artikelen 16, derde lid, 17, onder 1e, 18, 20, derde lid, 21 en 22
vinden overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voorde toe
passing van artikel 17 onder 1e onder belanghebbende wordt verstaan de
gene aan wiens overlijden het recht op pensioen wordt ontleend.
Par. 2. Het verband tussen het pensioen en pensioen of uitkering krachtens
de Al gemeneWeduwen- en Wezenwet.
Artikel 36.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onders
a. een algemeen weduwenpensioen: een weduwenpensioen en een tijdelijke we-
duwenuitkering, als bedoeld in de Algemene Weduwen-en Wezenwet;
b. een algemeen wezenpensioen! een wezenpensioen, als bedoeld in evenge
noemd e wet;
c. een pensioen: een weduwenpensioen of een wezenpensioen toegekend krach
tens deze verordening.
Artikel 37
1Voor een belanghebbende die tevens recht op een algemeen weduwenpensioen
of een algemeen wezenpensioen heeft, wordt daarvan het bedrag dat geacht
kan worden betrekking te hebben op een tijd, overeenkomende met de dienst
tijd, waarnaar het pensioen geacht wordt te zijn berekend, gerekend deel
uit te maken van het bedrag van laatstbedoeld pensioen.
2. Ten aanzien van hem die op het tijdstip met ingang waarvan voor hem recht
op algemeen weduwenpensioen of algemeen wezenpensioen ontstaat, reeds
recht op pensioen heeft, vindt het vorige lid toepassing met ingang van
de eerste van de maand waarin het recht op algemeen weduwen— of wezenpen
sioen is ontstaan, of zoveel later als het pensioen is ingegaan.
Artikel 38.
Voor de toepassing van artikel 37 geldt het volgende.
1e. Het algemeen weduwenpensioen en het algemeen wezenpensioen worden ge
acht betrekking te hebben op het tijdvak, liggende tussen de tijdstip
pen, waarop degene aan wiens overlijden het recht op pensioen wordt
ontleend, de leeftijd van 15 jaar heeft bereikt en die van 65 jaar heeft
of zou hebben bereikt.
2e. Indien een weduwe recht heeft op algemeen weduwenpensioen op grond van
artikel 8, eerste lid, onder a, van de Algemene Weduwen— en Wezenwet,
doch geen van de in evengenoemde bepaling bedoelde kinderen recht heeft
op een pensioen, wordt uitgegaan van het bedrag van het algemeen weduwen
pensioen, dat geldt voor degenen op wie artikel 19, eerste lid, van ge
noemde wet toepassing vindt.
3e. Indien het pensioen rechtstreeks of middellijk is afgeleid van een eigen
pensioen, wordt als diensttijd,waarnaar eerstbedoeld pensioen geacht
wordt te zijn berekend, aangemerkt de diensttijd, tot een maximum van
20 jaren, waarnaar evenbedoeld eigen pensioen is berekend, met overeen
komstige toepassing van artikel 17
4e. Indien het pensioen niet is afgeleid van een eigen pensioen, wordt het
pensioen geacht te zijn berekend naar een diensttijd van 40 jaar, met
overeenkomstige toepassing van artikel 17,
5e. De artikelen 16, derde lid, 18, 20, derde lid, 21 en 22 vinden overeen
komstige toepassing.
- Artikel 39» -