de tabel, bedoeld in artikel 40, tweede lid, Het tijdstip van ingang dier
wijzigingen wordt niet eerder gesteld dan dat, waarop de bij de in het eerste
lid bedoelde algemene maatregel van bestuur geregelde aanpassing van op
hoofdstuk I der wet van 1 augustus 1956, Stb.455, steunende pensioenen in
gaat.
Artikel 43»
1Burgemeester en wethouders passen de pensioenen ambtshalve aan overeenkom
stig de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk; belanghebbenden worden hier
van schriftelijk in kennis gesteld.
2. Be aanpassing van de pensioenen overeenkomstig de voorgaande artikelen van
dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 42, gaat op 1 januari 1963 in
dan wel met ingang van het later fijdstip waarop het pensioen ingaat.
3. Toepassing van de artikelen 10 en 28 geschiedt nadat op de pensioenen de
bepalingen van dit hoofdstuk zijn toegepast en met dien verstande, dat, in
geval in de bedragen, genoemd in de artikelen 35 43a van de wet van 1
augustus 1956, Stb.455? wijziging wordt gebracht, van het tijdstip af, waar
op die wijziging ingaat, de overeenkomstige bedragen, vermeld in de artike
len 10 en 28 van deze verordening, worden geacht dienovereenkomstig te zijn
gewijzigd.
HOOFDSTUK VII.
Algemene, overgangs- en slotbepalingen.
Artikel 44»
Van de wedde van een wethouder wordt 3 ten honderd ingehouden als pensioens
bijdrage.
Artikel 45»
Be artikelen 1 tot en met 3, 8, 9 en 23 tot en met 27 zullen geen toepassing vin
den en in de plaats daarvan zullen de overeenkomstige artikelen van de verorde
ning, zoals deze luidde op 31 augustus 1956, van toepassing zijn ten aanzien van
a. hem, die op 31 augustus 1956, als gewezen wethouder der gemeente pensioenge
rechtigd was en die vó6r 1 maart 1957 schriftelijk aan burgemeester en wet
houders de wens daartoe te kennen heeft gegeven;
b. hem, die op 31 augustus 1956 het ambt van wethouder der gemeente bekleedde
en die binnen zes maanden na het tijdstip, waarop hij heeft of zal hebben
opgehouden dit ambt te bekleden, schriftelijk aan burgemeester en wethouders
de wens daartoe te kennen heeft gegeven of geeft.
Artikel 46.
De aan gewezen wethouders en aan hun weduwen en wezen krachtens de "Uitkerings-
en pensioenverordening wethouders" van 28 juni 1957 toegekende pensioenen wor
den, voor zover zij op 1 januari 1963 niet zijn vervallen, met ingang van dat
tijdstip geacht als een pensioen krachtens deze verordening te zijn toegekend.
Artikel 47»
1. Hij die op 31 december 1962 recht heeft zowel op pensioen krachtens de in
artikel 53, vierde lid, bedoelde verordening als op bodempensioen, bedoeld
in het vierde lid, en aan wie op 1 januari 1963 krachtens de dan geldende
bepalingen een lager bedrag aan overheidspensioen, omschreven in het tweede
lid toekomt dan hem aan overheidspensioen, omschreven in het derde lid zou
toekomen indien de op 31 december 1962 geldende bepalingen van kracht waren
- gebleven -