- 5 -
D. Voornoemde Financiële Commissie heeft de rekening-1962 van feet Recreatie
oord onderzocht op 8 maart 1967* Terecht merkt zij in haar rapport aan de
raad op,dat de afschrijvingstermijnen van de zomerhuisjes zodrazulks
mogelijk is",moeten worden verkort. Overigens heeft de rekening haar
"geen ranleiding gegeven tot het maken mn op- of aanmerkingen"weshalve
zij de xaad in overweging geeft,haar "goed te keuren".
E. In de vergaderingen van het bestuur van het Recreatieoord ,die de heer
Prange heeft bijgewoond,heeft hij zich nimmer onttrokken aan zijn mede
verantwoordelijkheid voor het financiële beleid en ook heeft hij nimmer
op enigerlei wijze laten blijken,dat hij voornemens was,zich van dit be
leid te zullen distanciëren ir. de gemeenteraad.
F. Niettemin heeft de heer Prange zich op even onverhoedse als bruuske wij
ze in de raad gedistanciëerd van een beleid,waarvoor hij bestuursverant-
woordelijkheid had aanvaard,zonder tevoren in het bestuur met enig woord
op dit voornemen te hebben gezinspeeld.
G. Een bestuurslid,dat eerst zifen bestuur toezegt,een voorstel te zullen
indienen voor een wijziging in de boekhouding,zich vervolgens op on
waardige wijze aan zijn toezegging onttrekt en achter de rug van zijn be
stuur om in een openbare vergadering van de raad het bestuur beschul
digt van "ernstige tekortkomingen" en het "een grote niet te accepteren
achterstand" verwijt bij het vaststellen van de rekening,handelt naar de
mening van ons bestuur in hoge mate incorrect en oncollegiaal en schokt
het vertrouwen,dat bestuursleden in elkanders gedrag er. standpunt moeten
kunnen stellen.
H. Het bestuur mag van raadsleden niet veronderstellen,dat het hun onbekend
zou zijn,dat moties alleen maar betrekking kunnen hebben op voorstellen,
die op de agenda van de raad staan. De agenda van de betrokken raadsver
gadering bevatte o.a.een voorstel tot goedkeuring van de rekening-1962
van het Recreatieoord. Zoals reeds opgemerkt,betrof deze rekening het
eerste exploitatiejaar en kon zij geen enkel inzicht verschaffen in het
bedrijfseconomische beleid van de laatste en de komende jaren. De mo
tie -Prange, die betrokken was op de actuele situatie,hield derhaüve geen
enkel verband met de beginfase van vijf en zes jaar geleden.
De motie kon echter evenmin verband houden met het financiële
beleid,dat thans wordt gevoerd,aangezien dit reeds door de raad op 11
januari j.l.was behandeld en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd
was goedgekeurd.
De motie van de fractie van Gemeentebelangen was dus op geen
enkele wijze ter zake.
Aangezien Gemeentebelangen met deze feiten evengoed bekend is
als het bestuur van het Recreatieoord en mede gelet op het feit,dat de
heer Prange het bestuur op geen enkele wijze in kennis heeft gesteld van
het voornemen tot het indienen van bedoelde motie,kan het bestuur tot
zijn teleurstelling de bedoelingen van de heer Prange en zijn politieke
vrienden niet anders interpreteren dan het ondernemen van een onverhoed
se en laakbare poging tot het compromitteren van het bestuur voor het
financiële beleid,dat het voert.
"11. Het bestuur acht het optreden van de heer Prange in de raads
vergadering van 15 maart j.l.in hoge mate in strijd met de fatsoensnor
men,incorrect en oncollegiaal. Het is van mening,dat de basis van ver
trouwen, waarop bestuursleden moeten kunnen samenwerken,door hem op een
voor het bestuur krenkende wijze is verbroken.
-12Aangezien -