Artikel 59.
1. De voorzitter van de afdeling geeft aan ieder lid de gelegenheid zijn mening
te zeggen, zowel over de zaak in het algemeen als over elk der onderdelen.
2. De afdelingen nemen geen besluiten omtrent de aanhangige onderwerpen.
Artikel 60.
1De rapporteur houdt aantekening van de in zijn afdeling gerezen bedenkingen
en gemaakte opmerkingen.
2. Hij stelt daarvan een verslag samen en licht dit toe aan burgemeester en wet
houders
3. Burgemeester en wethouders beantwoorden dit verslag in een memorie van antwoord
waarvan één exemplaar tegelijk met een exemplaar van het afdelingsverslag, aan
de leden van de raad wordt toegezonden.
Artikel 61
De raadsleden, van wie een voorstel in de afdelingen is onderzocht, hebben de
bevoegdheid, een schriftelijke memorie of nota ter beantwoording van het afdelings
verslag bij de raad in te dienen.
Artikel 62.
De afdelingen en de rapporteurs kunnen op hun verzoek worden bijgestaan door
ambtenaren ter secretarie, die de secretaris daartoe aanwijst.
Par. 2. Raadscommissies.
Artikel 63.
De werkkring van de door de raad in te stellen tijdelijke commissies en hun
samenstelling worden door de raad bij afzonderlijk besluit geregeld.
Par. 3. Administratief beroep,
Artikel 6k.
1. De raad benoemt, tijdens de vergadering, die op de eerste dinsdag van septem
ber van het jaar, waarin de verkiezing voor de leden van de raad plaats vindt,
uit zijn midden een commissie van drie leden, tegenover welke, in de gevallen,
waarin beroep tegen een beslissing van burgemeester en wethouders op de raad
openstaat, belanghebbenden hun standpunt persoonlijk of door een gemachtigde
kunnen toelichten.
2. Dag, uur en plaats van de vergadering van de commissie worden tijdig aan be
langhebbenden medegedeeld.
3. De commissie deelt na afloop van de in het vorig lid bedoelde vergadering haar
bevindingen met haar advies schriftelijk aan de raad en aan burgemeester en
wethouders mede
Hoofdstuk VII.
Toehoorders
Artikel 6$
1. Tot de vergadering worden in de ruimte, welke voor het publiek is bestemd,
niet meer toehoorders toegelaten, dan de beschikbare ruimte naar het oordeel
van de voorzitter toelaat.
2. De toehoorders moeten zich behoorlijk gedragen en mogen geen tekenen van goed
of afkeuring geven.
3. De voorzitter zorgt voor de handha,ving van het gestelde in het vorige lid en
zorgt voor de bewaring van orde en stilte.
h. Aan de verslaggevers van de pers kunnen andere plaatsen door de voorzitter
worden aangewezen. De bepalingen vervat in de drie voorgaande leden, zijn ook
van toepassing op de in dit lid bedoelde verslaggevers.
- Hoofdstuk VIII