- 2 -
Artikel 8.
Betalingstermijnen
1. De belasting is invorderbaar in twee gelijke termijnen. De eerste termijn
vervalt aan het einde van de maand, volgende op die, waarin het aanslag
biljet is uitgereikt, de tweede termijn een maand later.
2. De belasting is dadelijk en in een termijn invorderbaar, zodra de aange
slagene in staat van faillissement is verklaard of op zijn roerende of on
roerende goederen executoriaal beslag is gelegd, dan wel indien blijkt,
dat de belastingplichtige het land metterwoon wil verlaten of indien op
grond van andere factoren en omstandigheden gerechtvaardigde vrees bestaat
voor verduistering van zijn roerende en onroerende goederen.
Artikel 9.
Kwijting
1. De gemeente-ontvanger is verplicht, voor elke betaling, welke in zijn han
den plaats heeft, onmiddellijk bewijs van kwijting op het aanslagbiljet
te stellen, zo dit daartoe bij de betaling wordt aangeboden.
2. De afschrijving der betalingen geschiedt in de volgende orde:
a. op de kosten van vervolging, zo deze verschuldigd zijn;
b. op de eerst verschenen, nog openstaande termijnen.
Artikel 10.
Ambtshalve vermindering.
Burgemeester en wethouders kunnen onjuist vastgestelde aanslagen ambtshalve
verminderen of vernietigen, zolang niet sedert de aanvang van het belastingjaar drie
jaren zijn verstreken.
Artikel 11
Schors ing betalingsverplichting
De verplichting tot het betalen van de aanslag wordt door het indienen van
bezwaarschriften, beroepschriften of verzoekschriften om afschrijving niet opge
schort
Artikel 12.
Restitutie
Indien tengevolge van een beslissing op bezwaar- of beroepschriften of af
schrijving, dan wel van een ambtshalve vermindering of vernietiging van een aanslag
overeenkomstig de bepalingen van de Gemeentewet en/of van deze verordening genomen
of gedaan, reeds betaalde bedragen moeten worden teruggegeven, geschiedt zulks zo
spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een maand na de dagtekening van de des
betreffende beslissing.
Artikel 13.
Navordering
1. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden, dat een aanslag ten
onrechte achterwege is gebleven of vernietigd, of dat een te lage aanslag
is opgelegd, kan de niet of de te weinig geheven belasting van de belas
tingplichtige of zijn erfgenaam worden nagevorderd, zolang niet sedert de
aanvang van het belastingjaar drie jaren zijn verstreken.
2. Het ingevolge het bepaalde in het eerste lid na te vorderen bedrag wordt
met het tweevoud verhoogd, tenzij op grond van dwaling, verschoonbaar ver
zuim of niet aan de belastingplichtige te wijten oorzaken redenen aanwe
zig zijn, deze verhoging niet toe te passen.
Art ikel 1U
Vervallen van het recht tot het heffen van de belasting.
De belasting, die niet binnen drie jaren na de aanvang van het belastingjaar
ten kohiere is gebracht, kan niet meer worden geheven.
- Artikel 15. -