GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
No. 2110.
Aan de gemeenteraad.
burgemeester en wethouders.
GROUW, 19 september 1967.
Naar aanleiding van het door de heer R. Sixma, Haedstrjitte 30 te
Roordahuizum tot de raad gerichte beroepschrift tegen het besluit van burge
meester en wethouders dd. 20 juni j.l. tot weigering van een vergunning voor
het bouwen van een bedrijfsruimte en garage naast zijn woning met slagerij
te Roordahuizum op het perceel kadastraal bekend gemeente Roordahuizum,
sectie A, no. 15^7, zij het volgende opgemerkt.
De commissie voor het administratief beroep, bedoeld in artikel 65 van
het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad, heeft heden de heer
Sixma, voornoemd, in de gelegenheid gesteld zijn standpunt toe te lichten.
Bij deze ,:hearing' is komen vast te staan, dat de heer Sixma voornemens
was, de bedrijfsruimte met garage te bouwen los van en in de voorgevelrooi
lijn van zijn woning.
Bij toetsing aan de bebouwingsvoorschriften, behorende bij het bestem
mingsplan voor Roordahuizum is evenwel gebleken, dat voor de beoogde bouw
slechts drie mogelijkheden open staan, t.w.:
a. als aanbouw aan het hoofdgebouw en wel tenminste U meter achter de voor
gevelrooilijn, en met inachtneming van een afstand van 2meter van de
zijdelingse erfscheiding;
b. op het achtererf, mits tussen de woning en het bijgebouw een strook grond
ter diepte van 5 meter onbebouwd en onoverdekt blijft;
caan de achtergevel van de woningmits 3/5 gedeelte van de breedte van het
hoofdgebouw vrij blijft en de diepte van de uitbouw eveneens niet groter
wordt dan 3/5 van de breedte van het hoofdgebouw en de oppervlakte niet meer
dan 12 m2 bedraagt.
De heer Sixma voerde aan, dat de sub a. bedoelde mogelijkheid niet kan
worden gerealiseerd, omdat alsdan de vereiste lichtinval in de slagerij vrij
wel zou komen te vervallen.
Bouwen conform het sub b. bepaalde is wegens de te geringe diepte van
het perceel eveneens niet mogelijk, terwijl ook de onder c. genoemde moge
lijkheid niet kan worden benut, omdat de afmetingen en de oppervlakte van de
bijbouw ten opzichte van die van de woning te groot zijn.
De commissie heeft zich door een onderzoek in loco van de situatie op
de hoogte gesteld en is van meningdat alleen door verdieping van het per
ceel door aankoop van een gedeelte van de aangrenzende grond een bevredigende
oplossing kan worden verkregen.
Terugkomende op bovenbedoeld besluit is de commissie van oordeel, dat
burgemeester en wethouders ingevolge de wettelijke voorschriften de aange
vraagde vergunning terecht hebben geweigerd.
Zij geeft derhalve in overweging, het beroepschrift ongegrond te ver
klaren en het besluit van burgemeester en wethouders te handhaven.
De Commissie voornoemd:
w.gTh.A. Menger,
v.g. H. Bakker.