12 4. Voor de toepassing van het derde lid wordt onderbreking in dienst der gemeente niet geacht aanwezig te zijn indien deze minder dam 31 dagen heeft geduurd. Artikel 35. 1. Ten aanzien van de beëindiging der dienstbetrekking zijn voorts van toepassing de artikelen 1639/, 1639o, eerste lid, 1639p, 1639q, 1639s, 1639f en 1639a van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat in geval van schadeplichtigheid ingevolge artikel 1639o, eerste lid, artikel 1639r, eerste en tweede lid, van dat wetboek van overeenkomstige toepassing is. 2. Bij afzonderlijke verordening worden regelen gesteld ter zake van het genot ener uitkering voor werknemers wier dienstbetrekking door de werkgever anders dan op grond van een dringende reden als bedoeld in artikel 1639p van het Burgerlijk Wetboek, wordt beëindigd. Artikel 36. 1. Aan de werknemer zal bij het eindigen der dienstbetrekking op diens verlangen een getuigschrift worden uitgereikt. 2. Het getuigschrift bevat een juiste opgave omtrent de aard van de verrichte arbeid en de duur der dienstbetrekking, alsmede doch alleen op bijzonder verzoek van de werknemer omtrent de wijze waarop hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan en de wijze waarop de dienstbetrekking geëindigd is. Artikel 37. 1. Het loon van de werknemer wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van het overlijden. 2. Zo spoedig mogelijk na het overlijden wordt aan de weduwe of weduw naar een bedrag uitgekeerd gelijk aan het 1/i2 gedeelte van het loon, dat de werknemer over het tijdvak van 3 jaar voorafgaande aan de dag na het over lijden heeft genoten, vermeerderd met het percentage, genoemd in artikel 25a van het Algemeen Ambtenarenreglement en met de kindertoelage ingevolge de Kindertoelageregeling overheidspersoneel en de kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, erkende natuurlijke en pleegkinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen. 3. Indien de overleden werknemer geen betrekkingen, als bedoeld in het tweede lid, nalaat, kan het daarbedoelde bedrag door het bevoegd gezag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien de nalatenschap van de over ledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is. A.O.V. 2.8.1967

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1967 | | pagina 30