17 HOOFDSTUK V VERLOF Artikel 25. 1. In elk kalenderjaar wordt aan de ambtenaar vakantieverlof met behoud van bezoldiging verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten of tenzij naar het oordeel van de autoriteit, die het vakantieverlof verleent, voor de ambtenaar geldige redenen van verhindering bestaan. 2. De ambtenaar, in de loop van het kalenderjaar in dienst getreden, heeft voor elke maand dienst in dat jaar recht op V12 gedeelte van het vakantieverlof. Bij deze berekening geldt een gedeelte van een dag voor een volle dag. 3. Het vakantieverlof wordt aan ambtenaren verleend door het hoofd van dienst en aan hoofden van dienst door burgemeester en wethouders. Artikel 25a. 1. De ambtenaar heeft in elk kalenderjaar aanspraak op een vakantie toelage en wel voor elke maand, waarin hij hetzij als zodanig bezoldiging, hetzij als werknemer op grond van afdeling I van de Arbeidsovereenkomsten verordening loon heeft genoten, voor zover over die maand niet ingevolge artikel 17, lid 2, van die verordening vakantietoelage is uitgekeerd. Indien een ambtenaar in de loop van een maand in dienst treedt, dan wel wordt ontslagen, ontvangt hij een evenredig deel van 6% als vakantietoelage over die maand. 2. De vakantietoelage bedraagt voor elke maand, bedoeld in het eerste lid, 6 van de op 1 mei van het jaar van uitbetaling of op de datum van indienst treding in de loop van die maand, voor de ambtenaar geldende bezoldiging per maand vermeerderd met de kindertoelage ingevolge de Kindertoelageregeling overheidspersoneel en de kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet waarop de ambtenaar per maand aanspraak heeft. Voor de ambtenaar, die op 1 mei werknemer was als bedoeld in het eerste lid, treedt in de plaats van de bezoldiging het loon. 3. De vakantietoelage wordt eenmaal per kalenderjaar uitbetaald over de periode van twaalf maanden, aangevangen met de maand juni van het vooraf gegane kalenderjaar. 4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid vindt uitbetaling ook plaats bij ontslag van de ambtenaar, tenzij dit ontslag zonder onderbreking door een andere dienstbetrekking bij de gemeente wordt gevolgd, en wel over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode als bedoeld in het derde lid en de datum van het ontslag, berekend naar de in het tweede lid bedoelde inkomsten op het tijdstip van het ontslag. 5. Bij toepassing van de voorgaande leden wordt in acht genomen: a. dat onder ambtenaar mede wordt verstaan de gewezen ambtenaar, ten aan zien van wie artikel 50, eerste en tweede lid, toepassing vindt; A.A.R. 2.6.1067

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1967 | | pagina 31