A.A.R.
18
b. dat met dagen, waarover de ambtenaar bezoldiging heeft genoten, gelijk
gesteld worden de dagen, waarover hij krachtens de artikelen 20, 23b en
23d geen bezoldiging heeft genoten;
c. dat het bepaalde in lid 1 niet van toepassing is op het tijdvak, na afloop
waarvan ingevolge artikel 22 het bepaalde in artikel 21 eerst van toepassing
is;
d. dat de tijd, gedurende welke bij wijze van disciplinaire straf of uit hoofde
van schorsing een gedeelte van de bezoldiging wordt ingehouden, buiten
beschouwing wordt gelaten, indien en voor zover dit bij de strafoplegging of
schorsing is bepaald. Artikel 99, derde en vierde lid, is van overeenkom
stige toepassing.
6. Met betrekking tot de uitvoering van dit artikel kunnen burgemeester en
wethouders nadere regelen stellen.
Artikel 26.
1. De duur van het vakantieverlof van een ambtenaar met een volle taak
bedraagt ten minste 15 dienstdagen per. jaar.
2. Burgemeester en wethouders geven algemene regelen ter vaststelling
van de duur van het vakantieverlof voor de ambtenaren met een volle taak,
alsmede voor de ambtenaren met een gedeeltelijke dag-, week- of jaartaak,
met inachtneming van het door hen beklede ambt.
3. Bij de in het vorige lid bedoelde algemene regelen wordt voorts ten
aanzien van de ambtenaren of bepaalde groepen van ambtenaren voorzien in
een vermeerdering van het krachtens het tweede lid geregelde vakantieverlof
op grond van volbrachte diensttijd of leeftijd dan wel van beide.
Artikel 27.
1. Van ambtenaren, werkzaam in afwisselende dienst, storingsdienst hier
onder begrepen, wordt het hun volgens artikel 26 toekomende vakantieverlof
vermeerderd met 2 dagen.
2. Ten aanzien van ambtenaren, die continu- of daarmede door burge
meester en wethouders gelijk te stellen arbeid verrichten, wordt in acht ge
nomen dat het hun volgens artikel 26 toekomende vakantieverlof wordt ver
meerderd met zoveel dagen als er in het betreffende kalenderjaar feestdagen
zijn, als bedoeld in artikel 24, 4e lid, welke niet op een zondag vallen.
3. Ten aanzien van bepaalde ambten of ambtenaren kunnen burgemeester
en wethouders ten voordele van de ambtenaren een van artikel 26 afwijkende
regeling treffen.
2.6.1967