28
A.A.R.
paalde in artikel 44, eerste lid, onder a, jo. het tweede lid, dier wet geen
aanspraak kan maken op ziekengeld;
b. degene die met ingang van de datum van zijn ontslag of daarna uitsluitend
in verband met het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder a en b, van de
Ziektewet, niet ingevolge die wet verzekerd is..
3. Indien de gewezen ambtenaar, bedoeld in het eerste of tweede lid, na
afloop van het jaar waarin hij krachtens een dier leden bezoldiging genoot,
arbeidsongeschikt is, zonder dat hij recht heeft op invaliditeitspensioen krachtens
de Algemene burgerlijke pensioenwet of op een uitkering krachtens titel III
van de Wet op de noodwachten, ontvangt hij zolang die ongeschiktheid duurt,
maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar
bereikt, een uitkering naar de maatstaf van de Wet op de arbeidsongeschikt
heidsverzekering.
Dit lid vindt geen toepassing op:
a. degene die met ingang van de datum van zijn ontslag of daarna verzekerde
is geworden in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
tenzij hij in verband met het bepaalde in artikel 30 dier wet geen aanspraak
op arbeidsongeschiktheidsuitkering kan maken;
b. degene die met ingang van de datum van zijn ontslag of daarna uitsluitend
in verband met het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder a en b, van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet ingevolge die wet ver
zekerd is.
4. Indien de bevalling van de gewezen vrouwelijke ambtenaar waarschijnlijk
is, onderscheidenlijk plaatsvindt binnen vier maanden na haar ontslag, wordt
zij voor de toepassing van artikel 40 ten minste gedurende de daarin genoemde
termijnen geacht niet uit haar betrekking te zijn ontslagen. Indien en voor
zolang zij, ook na de in artikel 40, derde lid, genoemde termijn, nog ongeschikt
is een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, onderschei
denlijk arbeidsongeschikt is, ten gevolge van ziekte verband houdende met de
zwangerschap of de bevalling, is het bepaalde in het tweede, onderscheidenlijk
derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de daarin
genoemde termijn van een jaar waarin zij bezoldiging ontvangt aanvangt op de
dag na die van de bevalling.
5. Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, in de zin van het derde en
vierde lid, is hij die ten gevolge van ziekten of gebreken geheel of gedeeltelijk
buiten staat is om met arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheid is be
rekend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid
kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst
verricht heeft of op een naburige soortgelijke plaats te verdienen hetgeen
lichamelijk en geestelijk gezonde personen, van dezelfde soort en van soort
gelijke opleiding, op zodanige plaats met arbeid gewoonlijk verdienen.
6. Op de bezoldiging welke de gewezen ambtenaar krachtens dit artikel
geniet wordt in mindering gebracht:
a. een hem uit hoofde van zijn ontslag uit de laatstelijk door hem vervulde
betrekking toegekend pensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioen-
2.6.1067