3££: 3^ 1^. Voorstel tot vaststelling van een verordening op de heffing en invordering van een belasting wegens het verstrekken van sterke drank» GEMEENTE IDAARDERADEEL GROUW No. 2bj2, Aan de gemeenteraad. Grow T november 1967 Met het in werking treden van de Drank- en Horeeawet die de Drankwet 1931 zal vervangen., zal de verordening op de heffing van een vergunnings en verlofsrecht, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 mei 1932, van rechtswege vervallen. Ook ingevolge de Drank-- en Horecawet zullen de vergunninghouders voor hun bevoegdheid tot het verstrekken van sterke drank een zeker recht moeten betalen» Artikel 2b van de nieuwe wet bepaalt, dat de gemeentebesturen voortaan gehouden zijn, jaarlijks een belasting te heffen op het uitoefenen van het vergunningsbedrijf en wel naar de grondslag van de in een kalenderjaar bij die uitoefening bereikte omzet van sterke drank. De belasting bedraagt voor horecabedrijven tenminste f 53 en ten hoogste 7,50 en voor slijte rijen tenminste f 3,-— en ten hoogste 5, - per 50 liter omzet sterke drank of een gedeelte daarvan. Het nieuwe belastingsysteem wijkt in belangrijke mate af van het thans geldende. Artikel 23 van de huidige Drankwet bepaalt, dat als grondslag voor de berekening van het vergunningsrecht wordt aangenomen de jaarlijks te schat ten huurwaardewelke de lokaliteit in verband met de omzet van sterke drank in het bedrijf, waarvoor de vergunning geldt, geacht kan worden te bezitten. Als grondslag wordt dus thans zowel aangehouden èn de huurwaarde der lokali teit (afgeleid uit ligging, grootte, aankleding e.d» van de lokaliteit) als de omzet van sterke drank. In de nieuwe wet geldt alleen de omzet als grond slag voor de berekening van het vergunningsrecht. Een vergelijking tussen de opbrengst van het vergunningsrecht voor de bestaande bedrijven, berekend volgens het thans geldende systeem, en die volgens de nieuwe ontwerp-verordening op de Drank- en Horecabelastingwaarin de maximale bedragen als tarief zijn opgenomen, wijst uit, dat een iets min dere opbrengst zal worden verkregen. Wij merken hierbij op, dat de opbrengst voor de horecabedrijven, waarvoor het element huurwaarde' nogal veel gewicht in de schaal legdedaalt Ter verkrijging van ongeveer dezelfde totaalopbrengst achten wij het gewenst, de maximaal toegestane bedragen van respectievelijk 7,50 en f 5,-- te heffen (zie artikel 5 van de ontwerp-verordening). V Ten aanzien van de ontwerp-verordening is voorts van belang het Koninklijk Besluit van 17 februari 1967, Stbl. 123, waarin is bepaald, dat de Drank-- en Horecawet met ingang van 1 november 1967 in werking treedt, doch voorlopig alleen voor inrichtingen waarvoor een vergunning na 1 november 1967 wordt afgegeven. Voor de reeds bestaande inrichtingen zal het tijdstip van in werkingtreding nader door de Kroon worden bepaald. Voor deze inrichtingen blijven de bepalingen van de Drankwet 1931 en de bestaande verordening op de heffing van een vergunnings- en verlofsrecht nog enige tijd van kracht. Het is daarom noodzakelijk voor de bestaande in richtingen een overgangsbepaling in de verordening op de Drank- en Horecabe lasting op te nemen (zie artikel 21 van de ontwerp-verordening). Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, over te gaan tot vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van een belasting wegens het verstrekken van sterke drank, zoals in het voor u ter inzage lig gend ontwerp-besluit is aangegeven. Burgemeester en wethouders der gemeente Idaarderadeel, K.J.Vrijling, burgemeester. D. Smits secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1967 | | pagina 47