3. In afwijking van het bepaalde omtrent de kostenverdeling in het eerste en tweede lid van dit artikel, kan de commissie een hoge re bijdrage vaststellen voor de niouw toegetreden gemeenten, indien de werkzaamheden verbonden aan het aanleggen van een distributienet daartoe aanleiding geven. Artikel 17» 1Jaarlijks voor 1 maart stelt de commissie vast, welke uitgaven en inkomsten van het gemeentelijk gasbedrijf van Opsterland over het afgelopen jaar geacht kunnen worden uit deze regeling te zijn voortgevloeide 2. De commissie geeft terstond van deze vaststelling kennis aan de raden der aangesloten gemeenten, onder opgaaf van het bedrag, dat over het afgelopen jaar werkelijk ten laste der gemeenten komt. De verrekening net de aangesloten gemeenten vindt zo spoedig mogelijk daarna plaats net inachtneming van de betaalde voorschotten. WIJZIGING EN OPHEFFING DER REGELING BW OVERGANGSBEPALINGEN. Artikel 16. Deze regeling kan, behoudens het bepaalde in artikel 17, op voor alle gemeenten bindende wijze worden gewijzigd of opgeheven bij een eensluidend besluit van de raden der aangesloten gemeenten, de commissie gehoord. Artikel 17. 1Deze regeling wordt geacht te zijn aangegaan net ingang van 1 januari 1968 en eindigt op 31 december 1970, Zij wordt stilzwijgend telkens met een termijn van drie jaren verlengd, indien zij niet tenminste 12 maanden vóór de afloop van die termijn door één der aangesloten gemeenten bij aangetekende brief is opgezegd tegen het einde van die lopende termijn. 2. Deze regeling kan niet door óén of neer der aangesloten gemeen ten tussentijds worden opgezegd. 3. De bekendmaking in de Nederlano.se Staatscourant geschiedt door de zorg van het college van burgemeester en wethouders van Opsterland. De daaraan verbonden kosten worden gerekend tot de uitgaven, bedoeld in artikel 13» b. Met ingang van 1 januari 1968 vervalt de bestaande regeling met de daarin aangebrachte wijzigingen met dien verstande, dat de op grond van die regeling genomen besluiten van kracht blijven. 7. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, 3e lid, treden de in dat lid bedoelde leden van het dagelijks bestuur, die in 1968 worden benoemd, af aan het einde van de lopende zittings periode van de gemeenteraad. Artikel 18. 1 Indien tot opheffing van de regeling wordt besloten of de regeling niet wordt verlengd, omdat óén of meer gemeenten krachtens het bepaalde in artikel 17, eerste lid, de regeling hebben opgezegd, geschiedt de liquidatie door de commissie. 2, Tenminste 6 maanden vóór het tijdstip, waarop de regeling ophoudt te bestaan stelt de commissie een liquidatieplan op. 3. Het liquidatieplan voorziet onder meer in de financiële gevolgen, v/elke de opheffing heeft voor de directeur, de boekhouder en het overige personeel. l+. Van het liquidatieplan wordt door de commissie binnen 1*+ dagen na de opstelling een exemplaar gezonden aan de raden van de aangesloten gemeenten. Bezwaren tegen dit plan kunnen binnen weken na de ontvangst daarvan schriftelijk door de raden der aangesloten gemeenten worden ingediend bij de commissie. Zij wor den met de aanvraag om goedkeuring van het opheffingsbesluit ter kennis van Gedeputeerde Staten gebracht. - Vastgesteld -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1968 | | pagina 35