Tussen de regering en de bij het centraal overleg betrokken personeelsorga nisaties kon echter geen overeenstemming worden bereikt noch over het te volgen systeem noch over de hoogte van de salarisverbetering. In de per 1 januari 1968 geldende salarisbedragen is, gezien het resultaat van de nacalculatie van de trend van de loonontwikkeling over de periode 1 juli 1966 tot 1 juli 1967, tevens verwerkt de over dat tijdvak gebleken achterstand ten opzichte van de ontwikkeling in het particuliere bedrijfsleven. De minimum- en maximumbedragen van de kindertoelage zullen m.i.v. 1 janua ri 1968 als volgt worden herzien: minimum voor het 1e en 2e kind f U1,U0 per maand maximum voor het 1e en 2e kind f 61,02 per maand maximum voor het 3e en volgende kind f 15,25 per maand. De regering is voornemens de thans bestaande verschillen tussen de bedra gen van de kindertoelage voor het overheidspersoneel en die van de kinderbij slag ingevolge de kinderbijslagwetten geleidelijk op te heffen. De voorgenomen gelijkschakeling zal in die zin geleidelijk geschieden, dat de maximum kindertoelage voor het 1e en 2e kind m.i.v, 1 maart 1968 zal worden teruggebracht tot het op 31 december 1967 geldende bedrag, vermeerderd met 1,65? en daarna "bevroren"Op het minimum zullen ook nog de toekomstige algemene salarisverhogingen worden toegepast, uiteraard met inachtneming van het boven bedoelde gefixeerde maximum bedrag. De kindertoelage voor het 3e en volgende kind zal m.i.v. 1 maart 1968 wor den teruggebracht tot 0,8$ en vervolgens voor de jaren 1969 tot en met 1971 tot onderscheidenlijk 0,6, 0,U en 0,2$ van de wedde. Per 1 maart 1968 zal de kindertoelage derhalve als volgt worden vastge steld: minimum voor het 1e en 2e kind f U1 ,1t0 per maand maximum voor het 1e en 2e kind f 59,82 per maand voor het 3e en volgende kind 0,8$ van de wedde met een maximum van f 11 ,96 per maand. Het minimum-loon als bedoeld in artikel 20a van het Bezoldigingsbesluit wordt conform het schrijven van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken dd. 13 februari 1968Dir. O.P., Hoofdafd. O.P.Z., afd. BezBur. I, nr. AB68/U293, voorlopig tot 1 juli 1968 nader vastgesteld op 567,70 per maand. Met betrek king tot het minimuminkomen per 1 juli 1968 zal nader een beslissing worden ge nomen. De huwelijkstoelage blijft vastgesteld op 2 periodieken in de salarisreeks. Als nieuw plafond voor de som van wedde en huwelijkstoelage zal gerekend van 1 januari 1968 af een schaalbedrag van f 6jk,- - per maand gelden. De grensbedragen, tot welke een pensiontoelage kan worden toegekend, zul len met ingang van 1 januari 1968 als volgt worden vastgesteld: 20 jaar f 320, 19 jaar f 311,— 18 jaar f 302 17 jaar en jonger f 292,- Bovenstaande richtlijnen zijn, voor zover van toepassing, verwerkt in bij gaand concept-besluit met bijlagen. Zoals u bekend isgenoot de concierge van het gemeentehuis aan emolumen ten, welke op het salaris in mindering werden gebracht, "vrij wonen, vuur, licht en water". Voor "vrij wonen" werd betrokken functionaris een huur op zijn wedde gekort naar de huurwaarde van de woning voor de heffing van inkomsten- en loon belasting. Voor "vrij vuur, licht en water" werd de kortingstabel (bijlage C van de bezoldigingsverordening) toegepast. Bij handhaving van de bestaande situatie zou de wedde van de concierge moeten worden vastgesteld op 850,— per maand 819,per maand in 1967- De kortingsbedragen zouden dan als volgt moeten worden vastgesteld: huurwaarde woning volgens berekening 1 juli 1967 f 707, vergoeding voor de aanleg van gasleidingen 16,80 723,80 vrij vuur 3,3$ van 850,-- licht: 0,9$ van 850, water: 0,^$ van f 850,— U,6$ van 850,39,10 per maand x 12 hè9,20 Totaal: 1 .193»rr Pj - 3 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1968 | | pagina 45