i
Adminis trateur
Directeur-
af del ine-schef
Directeur-generaal
van Rijkswaterstaat
336
480
27O
357
268 - 0,7% 268 - 3,1% 263
356 - 0,5% 355 - 3,0% 348
- 1,5% 263 - 3,9%
- 1,5% 348 - 4,1%
-1,5% 461 -4,1%
673
473
473
- 0,3%
472
- 2,8%
462
N.B. Prijsstijging A omvat de gematigde prijsontwikkeling als omschreven in hoofdstuk 4.
Prijsstijging B houdt in een prijsstijging in 1967 t.o.v. 1966 gelijk aan die van 1966 t.o.v. 1965
CONCLUSIES;
1 Een Iconsverhoging van 4% zou in het algemeen in beide gevallen niet de prijsstijgingen dekken»
Voor de laagst gesalarieerden bracht de f. 265,regeling enig voordeel.
2. De progressie van de belastingen, maakt dat de verschillen in inkomens niet steeds groter worden.
Bij de beoordeling van het effect van de procentuele loonsverhogingen, moet de belastingpolitiek goed worden gevolgd.
Een belastingverlichting voor de z.g.n. "middengroepen" zou een dubbele werking kunnen hebben.
3. Deze cijfers geven geen antwoord op het vraagstuk van de te voeren loonpolitiek.
4. De "f. 265,regeling" geeft mogelijkheden tot nivellering van de salarisverschillen.
5. Mede gelet op de eis tot uniformiteit van de minister, is een procentuele loonsverhoging van 2% m.i.v. 1 januari
1968, binnen het kader van het thans bestaande systeem, aanvaardbaar.