fbij besluit van 16 april 1956 hebben Gedeputeerde Staten overwogen, dat
zij veel waarde hechten aan de Minne Finne voor het dorps- en landschaps-
schoon en dat daaraan een zodanige bestemming wordt gegeven, dat be
bouwing wordt geweerd en het natuurschoon door beplanting kan worden be
vorderd-,
g. het ontwerpplan is naar de mening van appellant zo niet met de letter,
dan toch met de geest in strijd met bovenbedoeld besluit van Gedeputeerde
Staten,
h. het is gewenst de bestaande toestand te handhaven,
H.G. van Slooten te Leeuwarden.
Appellant s die sedert 193^ eigenaar is van een langs de Minne Finne in
het Pikmeer gelegen woonark en van twee ter plaatse gebouwde aanlegsteigers
voert aandat
a. hij voor het hebben van de steigers laatstelijk vergunning heeft verkre
gen van de Staat (Domeinen) op 17 december 196U en voor het innemen van
ligplaats met de woonark vergunning van burgemeester en wethouders van
Idaarderadeel op 1 november 19^1;
b. hij derhalve belanghebbende is bij het ontwerpplan, dat voorziet in de
bouw van een hotel op de Minne Finne;
chet ontwerpplan niet in overeenstemming is met het besluit van Gedepu
teerde Staten van 16 april 1956, 1e afdeling, no. 227;
d. het plan er toe zou kunnen leiden, dat het woonschip en de steigers
zouden moeten verdwijnen;
e. het plan een aantasting van zijn historisch verworven plaats en positie
aan de Minne Finne zou betekenen, die elders niet vallen te compenseren;
fde kosten van de steigers etc. vrijwel verloren zouden zijn;
g„ de Minne Finne een laatste stukje groen bij de kern Grouw is, dat uit
een oogpunt van landschapsschoon behouden dient te blijven.
L. Ket te Leeuwarden.
Appellant voert aan, dat:
a. hij zijn woonschip heeft gemeerd aan de oever van de zuidoostkant van de
Minne Finne;
b. deze ligplaats reeds 25 jaar wordt gepacht van de Domeinen;
cdoor de bouw van een hotel de rust en "privacy'1 van de naaste omgeving
van deze ligplaats ernstig zou worden gestoord;
d. de oever van de Minne Finne door druk gebruik van jachten beschadigd
zou worden,
e. bij het woonschip vrij kostbare voorzieningen zijn getroffen ten aanzien
van aanlegplaatsen voor boten, terras, entreepaden en electriciteitstoe-
voer
Het bestuur van de Bond Heemschut te Amsterdam,
Appellant bepleit op vrijwel dezelfde gronden als de sub 1bedoelde
appellant handhaving van de bestaande toestand van de Minne Finne.
S. Tempel te Leeuwarden.
Appellant is exploitant van het Theehuis te Grouw en maakt bezwaar tegen
de bestemming van het perceel, waarop het Theehuis staat, tot plantsoen.
Ten aanzien van deze bezwaarschriften mogen wij het volgende opmerken.
DrsJ.R. Kuperus te Grouw.
Haar onze mening moeten voor Grouw als centrum van watersport geëigende
voorzieningen worden getroffen, waartoe zeker een hotel, gesitueerd aan het
Pikmeer moet worden gerekend. Dat de bouw van een hotel zou moeten leiden
tot een ontluistering en aantasting van het dorps en landschapsschoon is
onzes inziens niet houdbaar. Uiteraard zullen aan de vormgeving, beplanting,
aanleg van steigers en parkeergelegenheden hoge eisen moeten worden gesteld.
Wat de aangehaalde overwegingen van het besluit van Gedeputeerde Staten
betreft, zij opgemerkt, dat, nu inmiddels 12 jaren zijn verlopen, zeer wel
andere inzichten kunnen zijn ontstaan. Bovendien heeft de Provinciale Plano
logische Dienst reeds met het principe van het plan ingestemd.
Wij zijn dan ook van mening, dat de aangevoerde bezwaren niet steekhou
dend zijn.