e. de organisatie van het jeugdwerk te Grouw, Warga en Wartena? f. de instuifavonden van de jeugd, g. de subsidiëring van sport- en muziekverenigingen^ h. de bouw van Groene Kruisgebouwen5 i. de instelling van een commissie voor de bejaardenzorgi j. de bouw en verbouw van lagere en kleuterscholen. Het is slechts een greep uit een scala van activiteiten en voorzienin gen, die zonder inspraak van een streekorgaan tot stand zijn gekomen. Uiter aard zal naar uitbreiding en perfectionering moeten worden gestreefd, maar dit zal ongetwijfeld binnen het raam van de financiële mogelijkheden ge schieden. En dan rijst weer de vraag? Bestaat er inuerdaad behoefte aan een samenwerkingsorgaan, zoals thans wordt voorgesteld? Wanneer aan planning, aan marktverkenning, aan overleg met het verenigingleven of wat dan ook behoefte bestaat, dan kan dit o.i. zeer wel geschieden door het eigen appa raat, eventueel geruggesteund door de reeds gevestigde, adequate instel lingen, bureaus of organisaties. Thans wordt het aanschijn gegeven aan een nieuw orgaan, dat wellicht qua structuur wat anders is ingericht, maar dat in zijn financiële conse quenties zeker geen verlichting voor de belanghebbende gemeentebesturen betekent. Men handhaaft een "functionaris", sn acht een jeugdwerkleider, een sportleider en een culturele leider gewenst. Men kan zich afvragen of er wel veel verschil met de oude regeling valt te constateren. Op het eerste gezicht een duurdere organisatie en dat terwijl de raad een eenvou diger en minderkostbare opzet voor ogen stond. Gesteld wordt, dat de gemeenten voor 5&70 in 4e kosten zouden moeten participeren, waarvan dan 80terug zou vloeien via de uitkeringen uit het gemeentefondsDaaromtrent bestaat echter nog geen zekerheid, //at Idaarde— radeel betreft, heeft de minister tot nog toe het verzoek om honore ring van het in de afgelopen jaren gegeven subsidie niet ingewilligd. Wanneer het eigen apparaat voldoende geoutilleerd is, om in de behoef ten van de bevolking te voorzien, hetgeen hier het geval is, dan acht de meerderheid/aan een regeling, ook wanneer die slechts geringe financiële consequenties zou scheppen, niet opportuun, /deelneming De meerderheid van ons college stelt u dan ook voor geen medewerking aan de oprichting van een samenwerkingsorgaan, als hier bedoeld, te ver lenen. Het oordeel van de minderheid van ons college wijkt af van de mening van de meerderheid. Het standpunt van de minderheid en de motivering daarvan kan als volgt worden weergegevens Het begrip welvaart heeft een materiële inhoud, het welzijn omvat meer. Dat meerdere zou men kunnen aanduiden met het geluk, dat ieder mens beleeft binnen zijn mate van welvaart. Dat geluk in gezin, werk, gemeenschap hangt voor een deel af van niet-ma- teriële factoren. Deze zaken vragen steeds meer aandacht? bedrijven treffen voorzieningen, stellen soms functionarissen aan, die moeten bevorderen, dat men "prettig werkt". Een welzijnsorgaan als het nu voorgestelde kan een dergelijke functie vervallen binnen de maatschappelijke verbanden. Het opbouwen van een ge meenschap, waarin de mensen "prettig leven" en waarin ze de gelegenheid krijgen, zich volledig te ontplooien, vereist onderzoek en planning. Die moeten plaats vinden op sociaal, cultureel en recreatief terrein en op het gebied van de vrijetijdsbesteding. De gemeentelijke overheid kan hierbij geen afwachtende houding aannemen. Een vooruitstrevend beleid vraagt om initiatief en stimulans. Hetis vaak moeilijk af te tasten, waar de problemen en behoeften liggen. Bij het instellen van een welzijnsorgaan, moet men er zich van bewust zijn, dat men in het algemeen geen spectaculaire verrichtingen kan verwachten. Het moet de paden effenen en klimaten scheppen. Maar het tot stand komen van de Stichting voor Maatschappelijk Werk en "De Buorkerij" bewijzen, dat wel degelijk iets concreets te bereiken is. - 4 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1968 | | pagina 53