Daar de heer Ruperus blijkens het vorenstaande had ingeschreven voor
9.780,oftewel voor 32,— hoger, hebben wij besloten, het vervoer aan de
heer Stelwagen als laagste inschrijver te gunnen, waarvan hem mededeling is
gedaan
Ingevolge de Wet Autovervoer Personen moest de heer Stelwagen een na
dere vergunning aanvragen van de Commissie Vervoervergunningen.
Blijkens mededeling van de rijksverkeersinspectie zou de eenvoudigste op
lossing zijn, dat de heer Kuperus zijn vergunning voor de G.S.W.-arbeiders aan
de heer Stelwagen overdroeg.
De hec-r Kuperus heeft evenwel doen weten, dat hij hiertoe niet bereid is.
Hij stelt in een aan de raad gericht adres, dat ons college over de toe
passing van de B.T.W. wel bij een der inschrijvers (lees: Stelwagen) heeft ge
ïnformeerd en deze de kans is gegeven, de B.T.W. in te trekken om aldus de
laagste te zijn, terwijl aan hem deze gelegenheid niet is geboden. Hij voert
verder aan, dat deze handelwijze direct en gevoelig zijn broodwinning raakt
en hij doet een dringend beroep op de raad, ons besluit tot gunning aan de
heer Stelwagen niet te erkennen.
Waar aanleiding van dit adres merken wij op, dat het formeel wellicht
juister was geweest, wanneer wij de inschrijvingsbiljetten hadden teruggezonden
met het verzoek exact aan te geven, welk bedrag of percentage wegens B.T.W. in
rekening zou worden gebracht.
Voor ons is het echter duidelijk, dat de heer Stelwagen als laagste in
schrijver moet worden aangemerkt.
Immers de heer Stelwagen schreef in voor 9«7^8,waarin, naar bij in
formatie bleek, de oude omzetbelasting was begrepen, terwijl de heer Kuperus
inschreef voor 9«780,met de clausule, dat bij een 12% B.T.W.-heffing dit
bedrag met 8% zou worden verhoogd. Hieruit moest de conclusie worden getrokken,
dat k% omzetbelasting geacht was verdisconteerd te zijn in de inschrijfsom van
9.780,Aldus werden vergelijkbare grootheden geconstrueerd, die de balans
ten gunste van de heer Stelwagen deden doorslaan.
Het afzonderlijk vervoer van schoolkinderen per taxi en per bus of trein
en van de G.S.W.-arbeiders vergde, zoals uit het bovenstaande blijkt, in totaal
een uitgaaf van 5.100,2.600,5.000,12.700,terwijl bij
gunning aan de heer Stelwagen slechts 9.7^+8,behoefde te worden betaald,
wat een kostenbesparing oplevert van rond 3.000,
Gelet op het geringe verschil in de inschrijfsommen en de omstandigheid,
dat de heer Kuperus voor een relatief niet geringe inkomstenderving zou komen
te staan, hebben wij nog een poging gedaan tot het vinden van een compromis.
De heer Stelwagen bleek namelijk bij informatie bereid, genoegen te nemen
met gunning van het vervoer der schoolkinderen alleen. De heer Kuperus zou dan
alsnog het vervoer der G.S.W.-arbeiders kunnen behouden en wel tegen een ver
goeding van 100,per week.
Wij hebben de heer Kuperus deze regeling voorgelegd en hem gevraagd bij
acceptatie zijn adres aan de raad in te trekken.
Voorts hebben wij de heer Kuperus verzocht bij niet-acceptatie van ons
voorstel de raad te aanvaarden als onpartijdig orgaan, dat zou beslissen of het
gecombineerde vervoer op grond van de gedane inschrijving moet worden gegund,
hetzij aan hem, hetzij aan de heer Stelwagen. In dat geval zou de heer Kuperus
zich dus van te voren gebonden achten aan de uitspraak van de raad en zou hij
bereid moeten zijn, een verklaring te tekenen, waaruit bleek, dat hij accoord
ging met het afstand doen van zijn vervoervergunning ten behoeve van de heer
Stelwagen, indien de raad tot de conclusie mocht komen, dat deze de laagste in
schrijver was.
De heer Kuperus heeft, hoewel hem daartoe ruimschoots de gelegenheid is
geboden, noch ons compromisvoorstel willen aanvaarden, noch een verklaring als
bovenbedoeld willen tekenen.
Wij moeten hieruit de conclusie trekken, dat de heer Kuperus, hoewel hij
naar onze mening niet als laagste inschrijver kan worden aangemerkt, beide
onderdelen van het vervoer tot zich wil trekken en ingeval de raad bij objec
tieve beoordeling mocht besluiten, dat de gunning terecht aan de heer Stelwagen
is geschied, hij zijn vergunning niet aan de heer Stelwagen wenst over te dra
gen en daarmede de gemeente in een dwangpositie wil plaatsen.
Gelet op het vorenstaande zien wij ons thans genoodzaakt, de zaak verder
formeel af te wikkelen. - 3 -