6. Voorstel inzake de samenstelling van het
bestuur der Stichting Recreatieoord te Grouw
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
No. 2398.
Aan de gemeenteraad
Grouw, 9 december 1969.
In uw vergadering van 9 september j.l. hebt u als uw oordeel uitgesproken,
dat in de vacature van lid van het bestuur der Stichting Recreatieoord te Grouw,
ontstaan door het vertrek van de heer Th.A. Menger, moet worden voorzien door be
noeming van een ander raadslid, zulks teneinde de bestaande invloed van het gemeen
tebestuur te continueren. Dit besluit kwam, zoals bekend, tot stand naar aanleiding
van een minderheidsvoorstel van ons college.
Aan het stichtingsbestuur is in verband hiermede gevraagd, of het alsnog
kon instemmen met het genomen raadsbesluit.
Onder dagtekening van 10 oktober j.l. heeft het bestuur der stichting daar
op gereageerd met de hieronder volgende briefwaaruit u moge blijken, dat genoemd
bestuur zich met het standpunt van de raad niet kan verenigen.
"Uw schrijven van 12 september j.l., no. 1366, is voor ons moeilijk te aan
vaarden. Met het door de raad ingenomen standpunt kunnen wij ons namelijk in het
geheel niet verenigen. Wij zien geen enkele reden, waarom raadsleden zitting zou
den moeten hebben in het stichtingsbestuur. Ook de raad heeft hiervoor geen moti
vering gegeven.
Naar onze mening moet de overheid zich niet mengen in aktiviteiten, die van
uit de burgerij geheel vrijwillig, op volkomen doelmatige en verantwoorde wijze
en met een sterke sociale inslag worden verricht.
Nu het gevoerde bestuurslid in de afgelopen zeven jaren geen aanleiding tot
ingrijpen heeft gegeven, beschouwen wij het streven van de raad als een ongewenste
inmenging in de bestuursaangelegenheden van onze stichting.
Wanneer de raad aan de stichting bepaalde bestuursleden wil opdringen, die
naar de mening van het bestuur overbodig zijn, dan zouden wij daarin een blijk van
wantrouwen kunnen zien in het gevoerde bestuursbeleid.
De invloed van de raad is overigens statutair gewaarborgd door het benoemings
recht van de bestuursleden, het budgetrecht goedkeuring van begroting en rekening),
het liquidatierecht en het feit, dat de burgemeester ambtshalve als voorzitter fun
geert
In verband met een en ander geven wij u dringend in overweging, te bevorderen,
dat het bestuur geen vertegenwoordiger van de raad wordt opgedrongen en dat met het
bestuur wordt bepaald, dat het aantal bestuursleden geleidelijk tot zeven zal worden
teruggebracht"
Naar aanleiding van deze reactie mogen wij het volgende opmerken.
Het stichtingsbestuur spreekt van een blijk van wantrouwen in zijn beleid.
Dat kan betekenen, dat de bestuursleden bij handhaving van uw eens genomen besluit
daaruit de consequenties trekken en "en bloc" hun functies ter beschikking stellen.
Naar wij zijn ingelicht, moet met deze mogelijkheid ernstig rekening worden gehouden.
Wanneer dit geval zich mocht voordoen, dan zal van gemeentewege een ander be
stuur moeten worden benoemd. Dit zal dan wel gepaard moeten gaan met een wijziging
van de statuten, omdat het niet uitgesloten moet worden geacht, dat ook de bur
gemeester, die ambtshalve als voorzitter fungeert, het bijltje er bij neer zal leg
gen.
Wanneer het, om welke redenen dan ook, niet mogelijk blijkt een nieuw bestuur
te vormen, dan zal de gemeente de exploitatie van het recreatieoord aan zich moeten
trekken. Aangezien het niet doenlijk is, alle posten van het recreatieoord door de
gemeenterekening te laten lopen, zal men aangewezen zijn op de vorming van een tak
van dienst ex artikel 252 der gemeentewet, met een eigen begroting en rekening,
zoals ook bij de bedrijven het geval is.