- 3 - Art ikel 10 1. Indien burgemeester en wethouders daartoe termen aanwezig achten, kan bij aanstelling van een ambtenaar die een loon geniet worden bepaald, dat voor de vaststelling en verhoging van het salaris zal worden afgeweken van zijn leeftijd. 2. Evenzo kan aan een ambtenaar die een salaris geniet bij aanstelling een door burgemeester en wethouders vast te stellen salarisanciënniteit worden toegekend. 3. Ingeval van overgang naar een ambt, gerangschikt in dezelfde salarisschaal, •wordt, onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, voor de vast stelling van de salarisanciënniteit in het nieuwe ambt mede rekening gehou den met de in het verlaten ambt verworven salarisanciënniteit. hIn geval van bevordering wordt de salarisanciënniteit, door toepassing van het tweede lid, zodanig vastgesteld, dat het salaris in het nieuwe ambt ten minste wordt bepaald op het bedrag van het salaris, dat de ambtenaar in het verlaten ambt genootvermeerderd met een periodieke verhoging van de aan het nieuwe ambt verbonden salarisschaal. 5. In geval van bevordering van een ambtenaar die een loon geniet, wordt dit loon, door toepassing van het eerste lid, zodanig vastgesteld, dat het loon in het nieuwe ambt te allen tijde uitgaat boven het loon, dat de ambtenaar in het verlaten ambt zou hebben genoten. Artikel 11 1Aan de mannelijke ambtenaar die gehuwd of gehuwd geweest is en d.e 21-jarige leeftijd heeft bereikt, wordt een vaste huwelijkstoelage toegekend van 52,- per maand, of indien dit voor de belanghebbende tot een gunstiger uitkomst zou leiden, tot een bedrag, gelijk aan het totaal van de eerst vol gende twee periodieke verhogingen welke voor hem gelden, een en ander met dien verstande, dat de som van het salaris en de huwelijkstoelage niet mag stijgen boven het maximum van de voor hem geldende salarisschaal, en dat door de toekenning van de huwelijkstoelage de wedde nimmer meer mag bedra gen dan 779,- per maand. 2. Het bepaalde in het vorige lid is mede van toepassing op de vrouwlijke ambtenaar van tenminste 21 jaar, die gehuwd geweest is en niet is hertrouwd. 3. De huwelijkstoelage gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aan spraak ingevolge het eerste dan wel tweede lid is ontstaan/hetwelk U. De ambtenaar die een ambt bekleedt/naar het oordeel van burgemeester en wet houders als nevenbetrekking is te beschouwen, heeft uit dien hoofde geen aanspraak op de in dit artikel bedoelde toelagetenzij hij meer dan een van dergelijke ambten in dienst der gemeente bekleedt en hij daarin voortdurend een volledige dagtaak vindt, in welk geval aanspraak op de huwelijkstoelage bestaat in het ambt waaraan het hoogste maximumsalaris is verbonden, indien en voor zover de som der aan de ambten verbonden wedden, door de toekenning van de huwelijkstoelage, niet meer bedraagt dan het aan het slot van het eerste lid aangegeven bedrag. 5. De ambtenaar die twee of meer als nevenbetrekkingen te beschouwen ambten in dienst van de overheid bekleedt, waaronder een of meer in dienst van de ze gemeente, en in de gezamenlijke vervulling daarvan bij voortduring een volledige dagtaak vindt heeft aanspraak op een gedeelte van de in het eerste lid bedoelde huwelijkstoelage, indien en voor zover de som der aan de ambten verbonden wedden, door de toekenning van de huwelijkstoelage, niet meer bedraagt dan het aan het slot van het eerste lid aangegeven be drag. Het gedeelte waarop aanspraak bestaat wordt berekend naar de verhouding van de wedde(n), verbonden aan de ambten die de ambtenaar in dienst der gemeen te vervult, tot het totaal der wedden die hij in overheidsdienst geniet. 6. Het bepaalde in dit artikel is slechts van toepassing voor de embtenaar wiens salaris in bijlage A I is vermeld. - U -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1970 | | pagina 25