13. Adres van de heer J.C.L. Heeger te Hattem,
houdende verzoek om herziening van het be
stemmingsplan voor Grouw-Noord.
3E=£
23E
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
No. 488.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 3 maart 1970.
Op 19 januari j.l. is door de heer J.C.L. Heeger te Hattem een verzoek
ingediend om vergunning tot het verbouwen van de woningen te Grouw, plaatse
lijk gemerkt nrs91 en 92, in die zin, dat deze beide woningen drie zomer
verblijven zullen gaan vormen en voorts om het voorste gedeelte van het ter
plaatse aanwezige berghok te verbouwen tot woning, alsmede het achterste
gedeelte van dit bouwwerk in te richten tot slaapverblijven, een en ander
op het perceel, kadastraal bekend gemeente Grouw, sectie B. no. 780, ge
legen aan de noordzijde van de Rechte Grou tegenover de Nieuwe Kade.
Bij ons besluit van 26 januari j.l. hebben wij de gevraagde vergun
ning geweigerd. Bij deze beslissing is overwogen;
a. dat de grond, waarop aanvrager voornemens is, de verbouwing uit te voeren,
in het geldende bestemmingsplan voor de gronden ten noorden van de kern
Grouw bestemd is voor bedrijfsbebouwing;
b. dat krachtens het bepaalde in de bij voornoemd plan behorende "nadere be
palingen" ter plaatse alleen de bouw van dienstwoningen bij bedrijven is
toegestaan;
c. dat het ingevolge artikel 21 der overgangsbepalingen van voormelde "nadere
bepalingen" is toegestaan, dat bestaande bouwwerken, die in enigerlei op
zicht van het plan afwijken, gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of
in beperkte mate worden uitgebreid, mits de bestaande afwijkingen niet
worden vergroot;
d. dat bij realisering van het onderhavige bouwplan de afwijkingen met het
vigerende bestemmingsplan worden vergroot, niet alleen omdat de bestemming
van de woonhuizen wordt gewijzigd in zomerverblijf, maar tevens omdat de
plaats, waar de bouw van woningen niet is toegestaan, een berghok wordt
verbouwd tot een woning met permanente bestemming.
Op grond van het vorenstaande stond voor ons geen andere mogelijkheid
open dan de vergunning te weigeren.
Op 31 januari j.l. heeft de heer Heeger zich opnieuw tot ons college
gewend met de volgende brief;
"Namens de eigenaren van het buitengoed "De Brinkhof", verzoek ik uw
aandacht voor het navolgende:
Reeds een groot aantal jaren is "De Brinkhof" eigendom van een drie
tal families, die vanaf de onderduiktijd nauwe verbondenheid gevoelen, met
de Heer en Mevrouw IC. Hondema, die van oudsher in de onmiddellijke nabij
heid van "De Brinkhof" hebben gewoond en later daarvan als huisbewaarders
zijn opgetreden.
Doordat genoemd echtpaar bejaard wordt kunnen zij de drukte, die van
de door huwelijken groeiende gezinnen van de éigenaren, die het buitenhuis
intensief gebruiken, uitgaat, niet zo gemakkelijk meer aan, zodat besloten
is een gedeelte van de bestaande bedrijfsruimte tot een geriefelijke woning
voor dit echtpaar om te bouwen.
Hoewel de echtelieden Hondema aangeboden hebben naar een bejaarden
huis te verhuizen, hechten de gezamenlijke eigenaren zoveel waarde aan hun
vriendschappelijke betrekkingen, dat zij er gaarne de kosten voor over heb
ben om dit echtpaar in hun oude omgeving van hun levensavond te laten ge
nieten.
Vermeld moge daarbij worden, dc-t het wonen thans geheel vrii is en
blijft.
In verband met het raadsbesluit van maart 1969 waarbij voor dit gebied
als bestemming industrievestiging is aangegeven, is de voor de verbouwing
gevraagde vergunning geweigerd.
2