- 7 - De heer Sipke de Boer wil in de eerste plaats de heer van der Meulen er aan herinneren dat ook diens partijgenoten in Den Haag zitten. De heer v/d Meulen heeft gezegd we willen wel meer wedde geven als dat nodig mocht zijn. Maar dit kan juist niet. De wedden worden door gedeputeerde staten vastgesteld. Spreker zegt zelf lang genoeg ''meegedraaid" te heb ben om te weten hoeveel tijd in het wethoudersambt gaat zitten. Spreker meent dat de heer v/d Meulen zijn woorden wat meer zou moeten wegen. Hij had ook liever een wedde die overeenkwam met het werk dat de wethouders verrichten, zodat dan de uitkering kon worden afgezwakt en niet meer tot 6 jaar behoefde uit te lopen. Spreker diende daarop een amendement in, dat behelsde de percentages in artikel 3 te conformeren aan de bestaande regeling, namelijk 80$ voor het eerste, 65$ voor het tweede en 50$ voor de volgende jaren en dan van de laatstgenoten wedde. Ook dit voorstel blijft genoegzaam te worden ondersteund. Mevr. Spijkstra-Hijdam zegt een der raadsleden te zijn, die indertijd voor de bestaande verordening heeft gestemd, Zij schaart zich dan ook achter het voorstel van Sipke de Boer. De voorzitter deelt vervolgens mee, dat burgemeester en wethouders zich nader willen beraden over de ingediende amendementen en schorst de verga dering. Na heropening zegt de voorzitter, dat het eerste deel van het amendement van de heer van der Meulen overname van het minderheidsvoorstel van bur- gemeester en wethouders betekent. Het tweede deel van het eerste amende ment is op het eerste gezicht theoretisch wel uitvoerbaar. Spreker vreest echter dat dit in de praktijk tot grote moeilijkheden aanleiding zal ge ven. Het is praktisch ondoenlijk uit te maken hoeveel iemand aan inkomsten heeft gederfd vooral wanneer het hier om personen gaat die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen. De minderheid van het college is dan ook van oordeel dat dit 2e gedeelte buiten beschouwing moet worden gelaten en ad viseert dit deel niet over te nemen. Amendement 2 is naar Spreker's mening overbodig, omdat dat recht reeds in de overgangsbepalingen is vastgelegd. De heer Freek v/d Meulen zegt op basis van hetgeen hier vanavond reeds is besproken niet aan de rechten van de gewezen wethouders te willen tornen. Spreker vraagt in welke artikelen dit is geregeld. De voorzitter: "Artikel 67''. De heer van der Meulen zegt daarop bereid te zijn het tweede amendement in te trekken. Wethouder Vledder zegt verheugd te zijn, dat zowel in het college van bur gemeester en wethouders als in de raad steeds op zakelijke basis over voorstellen wordt gesproken waarbij persoonlijke dingen achterwege blijven. Het spijt hem nu dat in de discussie over dit voorstel de zitting hebbende wethouders zijn betrokken. Het verschil in uitgangspunt in B en V.7 was lou ter zakelijk. De meerderheid meende datnu de raad zich al eerder twee maal in positieve zin had uitgesproken, en geen principiële wijzigingen waren aangebrachtdeze rechtspositie normaal door moest lopen. Ook de on dervinding die men tijdens het uitoefenen van de functie van wethouder had opgedaan had die mening nog versterkt. In de toekomst zullen de wethouders zeker nog voor grotere problemen komen te staan. Spreker vindt het daarom niet te verdedigen dat toekomstige wethouders voor meer werk een slechtere rechtspositie krijgen. Spreker zegt, dat hij en zijn collega van Essen meermalen over dit punt van gedachten hebben gewisseld en gezamenlijk tot een besluit zijn gekomen. Wanneer de raad vanavond zegt: "Wij hebben ons eerder tweemaal vergist en voelen niets voor een uitkeringsverordening" dan hebben de wethouders hun standpunt reeds bepaald, een standpunt dat nog nimmer ter sprake is geweest, noch in het college van b. en w. noch in de fractie en dat na de beslissing van de raad eerst zal worden medegedeeld. Spreker zegt verder dat de meerderheid van b. en w. zowel tegen het minder heidsstandpunt als tegen het eerste amendement van de heer Freek van der Meulen overwegende bezwaren heeft. Wanneer een gewezen wethouder na het beëindigen van zijn functie meer gaat verdienen, wordt dit toch op de uit kering gekort. Wanneer in het geval van de heer Freek van der Meulen een wethouder aan het begin van zijn loopbaan tot de ontdekking komt dat hij minder inkomsten geniet, dan moet hij dat kunnen aantonen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1971 | | pagina 17