- 2 -
8. Voorstel tot verpachting van enkele percelen grond, gelegen in het be
stemmingsplan voor Grouw en Roordahuizum.
De heer Bangma merkt op, dat de woorden "gebroeders A. en S. Okkinga"
- regel 12 van het voorstel - moeten luiden: "vader en zoon A. en S. Ok
kinga"
Voorts vraagt Spreker of na de goedkeuring van deze transactie door de
Gedeputeerde Staten zo spoedig mogelijk met de straataanleg kan worden
begonnen.
De voorzitter antwoordt, dat de grondaankoop reeds door Gedeputeerde
Staten is goedgekeurd. Het wachten is das echter op de goedkeuring van het
bestemmingsplan voor Roordahuizum,
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten.
9- Benoeming cq herbenoeming van leden van het bestuur der Stichting Fries-
ma Hiem te Grouw.
Mevr. T. Visser- de Boer en de heer S. Wielinga worden met 12 stemmen
herbenoemd tot leden van de Stichting Friesma Hiem te Grouw, terwijl 2
stemmen blanco zijn uitgebracht.
1°. Voorstel tot het verstrekken van een uitkering-ineens aan het gemeentener^nn^l
over 1971.
Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voor
stel besloten.
11Voorstel tot het garanderen van rente en aflossing van een geldlening ten
behoeve van particuliere woningbouw.
Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel
besloten.
12. Voorstel tot voorlopige vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel
59 ter der Lager-onderwijswet 1920 voor het jaar 1970.
Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel
besloten.
13. Voorstel tot voorlopige vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel
47 der kleuteronderwijswc-t over het jaar 1970 en over de periode van 1966
tot en met 1970.
Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel
besloten.
1Voorstel tot vaststelling van de vergoedingen bedoeld in artikel 73 en 127
van de kleuteronderwijswet ten behoeve van de Stichting Kleuterschool War-
tena te Wartena over 1970-
Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel
besloten.
15' Voorstel tot vaststelling van een nieuwe uitkerings- en pensioenverordening
voor de wethouders.
De heer Freek v/a Meulen (Gem. Bel.) spreekt als volgt: "Mijnheer de voor
zitter,
Het was mij onbekend dat een dergelijke uitkerings- en pensioenverordening
t.a.v. de wethouders bestond en .ik kan u meedelen, dat ik er met enige
verbazing van heb kennis genomen, althans voor wat betreft de uitkerings
regeling.
Daar ik wat de pensioenen betreft geen bezwaren heb, zal ik me nu tot de
uitkering beperken.
Gezien de opzet van deze verordening ben ik met de minderheid in het col
lege van mening, dat de uitkering niet past op situaties als in de gemeen
te Idaarderadeel, maar dat deze verordening geïnterpreteerd dient te wor
den als zijnde voor wethouders, die ten behoeve van het vervullen van het
wethouderschap geheel of gedeeltelijk hun eigen werkzaamheden moeten be
ëindigen en de daaraan verbonden inkomsten moeten derven.
De meerderheid in het college stelt dat met betrekking tot deze materie
naar uniformiteit behoort te worden gestreefd en dat daarmee een ongunsti
ger rechtspositie van de toekomstige wethouders t.o.v. de voorgaande en de
thans zitting hebbende wethouders wordt voorkomen.
Maar is deze zelfde meerderheid dan ook van mening dat uniformiteit en on
gelijke rechtspositie prevaleert boven de vraag of de uitkering rechtvaar
dig is of niet?