10. Beroepschrift van de Plaatselijke Commissie
voor de ruilverkaveling :iDe Sneeker Oudvaart"
tegen een beslissing van burgemeester en wet
houders inzake het aanbrengen van recreatieve
voorzieningen nabij Irnsumerzijl.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 30 juni 1972.
Blijkens een van onzentwege ingesteld onderzoek heeft bovengenoemde
commissie nabij Irnsumerzijl de volgende op de voor u ter inzage liggen
de tekening nader aangegeven recreatieve voorzieningen getroffen:
a. een walbeschoeiing gemaakt langs de westelijke oever van de Kromme
Grou;
b. een steiger gebouwd, waarachter een woonark is gelegd;
Co een trailerhelling gemaakt voor het te water laten van boten;
d. een parkeerterrein aangelegd;
e. een grasveld met beplanting aangelegd.
Naar wij zijn ingelicht zijn deze voorzieningen getroffen ten be
hoeve van de Friese Buitenboordmotoren Club (F.3.C.die indertijd ver
gunning van gedeputeerde staten heeft verkregen om de Kromme Grou te ge
bruiken voor het trainen met raceboten, zulks tegen het uitdrukkelijk
advies van de gemeente in.
De sub b bedoelde woonark zal worden gebruikt als clublokaal»
De Plaatselijke Commissie heeft de onderhavige voorzieningen aange
bracht zonder dat overleg met ons college is gepleegd en zonder dat een
bouwvergunning is aangevraagd voor de walbeschoeiing, de steiger en de
trailerhelling.
De correspondentie, welke wij sedert 26 januari j.l. met de Plaat
selijke Commissie hebben gevoerd, is uitgemond in een lastgeving onzer
zijds van 25 april j.l. tot verwijdering van de steiger en de trailer
helling, onder toevoeging^dat voor de walbeschoeiing op aanvrage alsnog
een vergunning zou worden verleend.
Onze beslissing vloeit voort uit artikel ^7 van de Woningwet, dat
bepaalt, dat het verboden is te bouwen zonder vergunning van burgemees
ter en wethouders. Onder "bouwen" wordt ingevolge artikel 1 der bouwver
ordening verstaan: "het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk"
Hetzelfde artikel verstaat onder "bouwwerk"
"elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander ma
teriaal, welke op de plaats van bestemming, hetzij direct of indirect
met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grcnd".
Met de hand op de hierboven genoemde bepalingen hebben wij gecon
cludeerd, dat een bouwvergunning was vereist voor de sub a, b en c be
doelde voorzieningen en dat, nu een zodanige vergunning niet was ver
leend noch aangevraagd, een rechtsgrond aanwezig was voor het doen uit
gaan van de lastgeving tot verwijdering.
Bij schrijven d.d. 8 mei j.l., alhier ingekomen op 10 mei j.l., is
de Plaatselijke Commissie bij de raad in beroep gekomen tegen onze be
slissing.
Appellante voert hierbij het volgende aan:
"1. De walbeschoeiing bestaat uit de alom als oeververdediging toegepas
te azobematten. Het is ons niet bekend, dat hiervoor ooit een bouw
vergunning werd vereist. Hoe dit ook zij, wij bestrijden de kenne
lijke gedachtengang van burgemeester en wethouders, dat voor deze
oeververdediging een bouwvergunning zou zijn vereist.
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
No. 1953