Dit "bedrag wordt verkregen door het "basisbedrag van de uitkering van
30.000,te vermenigvuldigen met de factor 2,61 19T1- Deze factor
wordt jaarlijks verhoogd, omdat de middelen van de gemeente tekortschie
ten voor de/ontwikkeling van de lonen en prijzen (wegenonderhoud enz.).
Voor 1973 kan, op basis van de thans bekende gegevens op een uitkering van
2,91 x 30.000,— of 87.300,— worden gerekend.
Daarnaast wordt m.i.v. 1973 een aanvullende uitkering ontvangen van
25.000,(geraamde kapitaallasten brug Meanewei) en voor 197en 1975
elk 255.000,(kapitaallasten van deze brug, alsmede de lasten van de
reconstructie van de J.W, de Visserwei
De verhoging met 25,000,en de daartegenover staande lasten zijn
nog niet in de begroting 1973 verwerkt, omdat de juiste kosten van de brug
nog niet bekend zijn. T.z.t. zal een voorstel aan u worden overgelegd.
Onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende vormen, waar
in de extra steun van het rijk wordt genoten. Gedurende de eerste drie ja
ren (1968, 1969 en 1970) is dit geschied in de vorm van een aanvullende
bijdrage. Aan deze bijdrage zijn de hierbovengenoemde voorwaarden verbon
den. Van 1971 tot en met 1975 is er echter sprake van een aanvullende uit
kering (op de algemene uitkering uit het gemeentefonds). Vermindering van
deze uitkering is alsnog mogelijk, indien de budgettaire positie van de
gemeente aanmerkelijk verbetert door:
a. toepassing van een zogenaamde verfijningsregeling (een objectieve uitke
ring uit. het gemeentefonds voor bepaalde situaties: b.v. slechte bodem
gesteldheid, doorsneden zijn door een grootscheepsvaarwater e.d.
b. door overgang van de gemeente naar een andere inwonerklasse (de volgen
de klasse is 10.000 - 20.000 inwoners);
c. door verbetering of invoering van uitkeringen uit 's rijks kas.
In 1976 vervalt de aanvullende uitkering automatisch. Verlenging is
niet mogelijk. Voor 1976 zal opnieuw een aanvullende bijdrage moeten wor
den aangevraagd. Dan zal opnieuw worden onderzocht, of en in hoeverre de
gemeente extra steun uit 's rijks kas zal moeten ontvangen.^
Met betrekking tot de hierbovengenoemde mogelijke verfijningsregelm-
gen merken wij op, dat de "Verfijningsregeling bodemgesteldheid volgens
de gegevens van de rijks geologische dienst niet op deze gemeente van toe
passing is. Slechts 5% van de bodemoppervlakte van de gemeente voldoet aan
de hiervoor gestelde normen. Vereist is dat 80% van de oppervlakte aan de
ze normen moet voldoen.
De mogelijkheid van het maken van een verfijningsregeling wegens het
"doorsneden zijn van de gemeente door een grootscheepsvaarwater' is reeds
jaren in onderzoek. In de toelichting op de begroting 1973 voor het Depar
tement van Binnenlandse Zaken wordt gesproken van "zeer breed vaarwater
geschikt voor grote schepen. De regeling zal verband leggen met de extre
me" kosten verbonden aan deze situatie voor de betreffende gemeente. Het
is voor ons de vraag, of hierbij aan het Prinses Margriet kanaal wordt ge
dacht.
Doch ook al zou een dergelijke regeling een objectieve uitkering van
het rijk tot gevolg hebben, dit bedrag zal in geen verhouding staan tot de
aanvullende uitkering welke de gemeente b.v. in 19^5^geniet (circa
87.300,plus 255.000,Het is dan ook meer waarschijnlijk dat
eventuele verfijningsregelingen voor onze gemeente geen opheffing van ex
tra aanvullende bij dragen of uitkeringen zullen betekenen.
Het is wel duidelijk, dat de gemeente bijzonder zwaar is belast door
bovengenoemde structureel verstorende factoren. Op basis van de oegrotmg
1972 staat immers tegenover een extra last van f 37<c.OOO, slechts een
aanvullende uitkering van rond 85.000,— (uitkering 1972, factor 2,ök).
Het verschil wordt gedekt door:
a. hogere belastingen dan in gemeenten van gelijke grootte worden geheven;
b. lagere uitgaven voor andere sectoren van de gemeentelijke huishouding,
ad. a Bii het hiervoren genoemde onderzoek van februari 1972 is gebleken,
dat in Idaarderadeel per inwoner ruim 79,belasting werd geheven
tegen een landelijk norm-bedrag van bj
lasten, die gevoelig zijn voor